Feature

Notion of Absence, een persoonlijk verslag

Op dinsdag, 11 Maart, vond in Celle de officiële prijsuitreiking plaats aan de winnaars van de Architectuurprijsvraag voor het ontwerp van de nieuwe inrichting van het concentratiekamp Bergen Belsen. De eerste prijs ging naar KSP Engel und Zimmermann Architekten, Braunschweig en Sigel + Dubbers Architekten uit Berlijn. De inzending ‘Notion of abscence’ van de Nederlandse architecten Micha de Haas en Michael Walma van der Molen ontving een eervolle vermelding. Een persoonlijk verslag over een ongewone (en een ongewonnen) prijsvraag.

Nadat ik het informatiepakket van de prijsvraag had gedownload, belde Michael (mijn neef en mede ontwerper van de inzending) me op vanuit Jeruzalem. ‘Heb je de luchtfoto van 1944 gezien?’ vroeg hij. Natuurlijk – dat was het eerste dat ik op mijn beeldscherm had. ‘Realiseer je’, zei Michael, ‘dat het niet gewoon een luchtfoto is? Het is ons familieportret…’. Kippenvel op mijn lichaam. Ergens op die foto, achter een van de pixels, zijn mijn moeder, grootvader, grootmoeder en nog vele andere familieleden.

Voor ons was dit niet zomaar een prijsvraag. Het was een unieke kans om, met onze professionele inzichten en kennis, een dialoog aan te gaan met deze geschiedenis en een persoonlijke, historische en emotionele cirkel te sluiten. We moesten deelnemen, maar waren tegelijkertijd echt bang om eraan te beginnen.

De prijsvraag werd uitgeschreven door het Bundesland Niedersachsen, en had een landschappelijk en een architectonisch onderdeel. Men moest een masterplan voorstellen voor het hele terrein Bergen Belsen, en binnen dit masterplan, buiten de grens van het voormalige kamp, een ontwerp maken voor een informatiecentrum.

Ons eerste inzicht was dat (landschaps)architectuur volstrekt irrelevant is in de context van deze verschrikkelijke geschiedenis. Het verschil met bijvoorbeeld het joods museum van Liebeskind in Berlijn is groot. In Berlijn is het gebouw – de ruimte – een monument voor de geschiedenis. Bergen Belsen is de plaats waar de geschiedenis plaats heeft gevonden. Het terrein is al het monument. Een handvol aarde betekent daar meer dan het mooiste gebouw. Dan maar doelbewust een nietszeggend gebouw ontwerpen? Nee, de noodzaak is er toch – als er gebouwd wordt – om een sterke indruk te maken. We hadden een dilemma als vertrekpunt

Afgelopen Dinsdag ging ik naar Celle om de tentoonstelling van de 25 plannen van de 2e ronde te zien (er waren 156 inzendingen voor de 1e ronde) en de officiële prijsuitreiking bij te wonen. Hoe hebben andere ontwerpers omgesprongen met dit dilemma? Hoe deden de prijswinnaars dat? Na een politieke toesprak van de nieuwe CDU minister van cultuur – die de laatste verkiezingen van de SPD had gewonen – ‘Nee, Natuurlijk gaan we niet bezuinigen op de plannen voor Bergen Belsen!’ (applaus) – konden we de tentoonstelling bezichtigen.

Ik maakte een rondje en was geschokt. Niet zozeer vanwege de gebouwontwerpen – er hingen veel interessante, zelfs mooie, ontwerpen aan de muren – het waren de landschapsplannen die me met ontsteltenis overmeesterden. Nagenoeg alle ontwerpers hadden op de een of de andere manier de plattegrond van het oude concentratiekamp gereconstrueerd. Contouren van barakken werden gemarkeerd met Corten-staalstrips of beplant met bloemen. Anderen hadden de plaats van de hekken, die het voormalige kamp in verschillende compartimenten delen, uitgespaard uit het bos. In zijn toelichting over het eigen ontwerp, zei prijswinnaar Engel dat ze hebben gepoogd de oude sfeer terug te brengen (!!!) naar het terrein….

Waarom?! Wat betekent dat?! Hana Arendt spreekt in haar boek over het Eichman proces van The banality of evil. Hier is sprake van een goedbedoelde maar toch onvoorstelbare banaliteit van de ontwerpers . Het is een teken van een onbedwingbare behoefte om een ontwerp te maken. (Landschaps)architecten passen een beproefde strategie zonder na te denken wat het betekent. De formele superpositie  van een grafisch compositie uit het verleden wordt achteloos gebombardeerd (een treffend woord in deze context…) tot concept. Is de voormalige ruimtelijke configuratie van het kamp relevant voor het gedenken van het leed dat daar plaatsvond? Absoluut niet! Sommige ontwerpers hebben zelfs, in hun conceptualiserende woede, ook de contouren van de barakken van de SS kampbewakers met bloemen beplant

Voor de bezoeker van Bergen Belsen is het contrast tussen de geschiedenis en het ontbreken aan ieder teken hiervan in het idyllische bosrijke landschap van vandaag, de meest indrukwekkende en confronterende ervaring. Er is vrijwel niets dat ons helpt een begrijpelijk beeld te vormen van een verleden dat in zijn gruwelijkheid al onvoorstelbaar en onbegrijpelijk is. Maar het is tegelijk – door onze kennis van het verleden – dat we dit gevoel van leegte met zo’n confronterende kracht gewaar worden. We noemden het een notion of absence.

Het was juist deze notie die wij (Michael Walma van der Molen en ondergetekende) op een pregnante wijze wilden laten uitkomen. Bezoekers verwerven kennis tijdens de tentoonstelling en betreden daarna het kampterrein, waar ze alleen zijn in dit prachtige, en tegelijkertijd verontrustende landschap. Het was daarom van essentieel belang om de grens van het voormalige kamp duidelijk te markeren: de grens tussen het schuldige en het onschuldige landschap. Dat is volgens ons het enige relevante teken dat men kan maken.

Wij hebben een drie meter hoge wal geprojecteerd die exact de oude kampgrens volgt. De buitenkant is steil, maar naar het kamp toe gericht loopt de wal met een flauwe heling af. Op die manier vindt de bezoeker een fysieke barrière op zijn pad, een duidelijke overgang tussen wat het kamp was en wat niet. De kamp blijft voor de blik verborgen, een enigma. In tegenstelling met de buitenkant geeft de glooiing aan de binnenkant op geen enkele manier het gevoel van een fysieke omsluiting. De bovenkant van de wal creëert een horizon die de hemel als zichtbare einder (die samenvalt met de grens) markeert. Op de bovenkant van de wal leidt een pad om het gehele terrein: een wandeling van ongeveer een uur. Het eromheen wandelen is bijna een rituele handeling. Langs het pad loopt als een ring een ononderbroken stalen lint waarin de namen staan van hen die in het kamp om het leven kwamen (de mensen die het kamp binnengingen maar deze lijn nooit meer overgingen). Dit Pad van namen geeft elke naam een eigen plek. Om de namen van de ca. 70.000 slachtoffers langs het 3,6 km lange pad te kunnen aanbrengen is slechts 5 cm per naam beschikbaar

Onze enige andere ingreep in het landschap was het plaatsen van relatief kleine stalen elementen langs de vele paden die door het kamp voeren. Deze elementen omlijsten een fragment uit het huidige landschap en laten tevens een historische foto zien met hetzelfde uitzicht uit de tijd van het kamp. Het contrast tussen toen en nu wordt daardoor voor de individuele beschouwer des te schrijnender.

En het gebouw? Hier moesten we architectuur bedrijven en we lieten ons leiden door de keuze die we hebben gemaakt voor het landschap. Het werd, tegen ons alle eerdere verwachtingen, een monumentaal gebouw

Omdat de kampgrens voor het ontwerp zo belangrijk is, hebben we het hoofdgebouw tegen de wal aan geprojecteerd.

Op de wandeling vanaf de ingang door het bos komt men bij een open plek, geplaveid met donkere leisteen. Dit open plateau leidt omhoog naar het pad boven op de wal. Het is niet alleen het belangrijkste tentoonstellingsgebouw maar ook de ingang zelf naar het terrein.

Men gaat het gebouw binnen vanuit een open binnenplein onder maaiveldniveau. De ingang naar het gebouw is laag gehouden. Eenmaal binnen wordt het plafond hoger naarmate men verder loopt. In het schuine dak zijn lichtopeningen aangebracht. Tussen de grotere tentoonstellingsruimte is de grondmassa intact gelaten. Hierin zijn kleinere, besloten kamers en doorgangen uitgehakt waarin de persoonlijke geschiedenissen van gevangenen een plaats krijgen.

Vanaf het plateau rijst een monolithische toren op. De route naar het Pad van Namen, de bibliotheek en uiteindelijk de uitkijkplaats voert door deze toren. Hier, boven de boomtoppen, wordt de topografische geschiedenis van het kamp tentoongesteld en kunnen de niet meer aanwezige kampstructuren gerelateerd worden aan wat op het huidige terrein zichtbaar is.

Een ondoorzichtige glazen schacht in het midden van de toren filtert het licht en valt in de onderliggende tentoonstellingsruimte. Dit licht markeert het einde van de tentoonstelling, geeft het gebouw zijn fysieke en emotionele oriëntatie en geeft aan waar men het gebouw verlaat om het kampterrein te betreden.

Het is een indrukwekend gebouw, in onze ogen tenminste, maar het is maar een gebouw.

De jury, heb ik later gehoord, was zo in beslag genomen door de controverse die over ons landschapsontwerp ontstond, dat de architectuur van ons gebouw niet eens aan de orde kwam. De helft van de jury was furieus vóór, de andere helft furieus tegen. Zo kwamen we op een eervolle vermelding

Als ik klaar ben met het motiveren van ons plan valt er in de zaal in Celle een oorverdovende stilte… Als ze onze gedachtenlijn volgen is de onverbiddelijke conclusie de betekenisloosheid van alle prijswinnende plannen.

In de trein terug word ik getroffen door de wrange gedachte dat de jury, juist door het kiezen voor een banaal ontwerp, op een verbluffende wijze de irrelevantie van architectuur in deze context aantoonde.

Quod Erat Demonstrandum

Ik bel Michael in Jeruzalem en vertel: ‘We waren de heroic losers‘