Recensie

De optimistische stad

Eindhoven was weer even “Bakema-city”, een uitgebreide rondleiding door het winkelcentrum Woensel (1968-1971) en de naastliggende woonwijk ’t Hool werd een dag later gevolgd door een lezing van Arjen Oosterman over deze beide projecten, en hun plaats binnen het totale oeuvre van het bureau Van den Broek en Bakema.

De actuele aanleidingen voor deze activiteiten, geïnitieerd en georganiseerd door het Architectuurcentrum Eindhoven, de plaatselijke BNA en het GAS (groep architecten en stedebouwkundigen ’t Hool), waren de aanstaande en grootscheepse uitbreiding van het winkelcentrum en de voorbereiding van de aanvraag voor een – overigens pas in 2012 mogelijke – monumentenstatus voor ’t Hool.

De rondleiding in het winkelcentrum maakte nog eens de rampzalige gevolgen duidelijk van het feit dat het centrum zich – doordat het oorspronkelijke hovenplan maar half is uitgevoerd – al tientallen jaren met de achterzijde naar de stad richt. In het hovenplan was voorzien in het voor bezoekers niet zichtbare parkeren en bevoorraden van de winkels. Bovendien zouden net als bij de Lijnbaan behalve het wonen boven de winkels ook woontorens in het winkelcentrum zelf worden gebouwd.

Het uitbreidingsplan van Engelman Architecten, waarvan de bouw reeds is begonnen, bestaat uit forse hoogbouw naast het centrum in de symmetrie-as van de wegenstructuur. Hiermee vormt het plan de grootst mogelijke afwijking van de opvattingen van Bakema die altijd doorgaande vistas behield met verrassende verspringingen in drie dimensies. Tevens zet het uitbreidingsplan zich heftig af tegen de niet meer salonfähige materialisering van het centrum en het naar binnen gerichte karakter. Het niet voltooide ontwerp van Bakema had met zijn hovenstructuur, organische aantakking aan de wijk ’t Hool en de uit de zichtlijnen geplaatste torens, alle potentie om te worden gebruikt als inspiratie voor de huidige zeer grootschalige ingrepen. Het is jammer dat er zelfs geen serieuze poging is gedaan om het oorspronkelijke eindplan van Bakema te toetsen aan de hedendaagse wensen en eisen.

De rondleiding door de woonwijk ’t Hool liet een veel optimistischer gevoel na. Oosterman betitelde het plan als een van de ‘gelukkige momenten in de Nederlandse architectuurgeschiedenis’ waar alles oplosbaar leek met stedebouw en architectuur. Ondanks de afgenomen waardering voor de eenvoudige volkoren materialisering met rode baksteen en bruinzwart gebeitst hout, staat de wijk nog als een huis mede dankzij de volwassen en ruime groene infrastructuur.

Het initiatief voor de wijk werd genomen door werknemers van Philips. Waar de fabrikant eerder in Eindhoven vele arbeidersbuurten bouwde voor de lagere inkomensklassen, nam het middenkader begin jaren 60 het initiatief om een eigen wijk te laten ontwerpen. Aanvankelijk was het ontwerp contextloos, er was nog geen kavel gevonden. Het streven naar een open samenleving resulteerde in de ontwerpen voor de wijk, op uitdrukkelijke verzoek van de toekomstige bewoners, met een heel gemengde opbouw. Goedkopere en duurdere woningen werden gemixt en het vele openbare groen nodigde uit voor passief of actief gemeenschappelijk gebruik. De ingetogen maar zeer verzorgde architectuur gaf, ondanks beperkte budgetten, vorm aan een nadrukkelijke beleden gemeenschapsgevoel. De speciaal opgerichte algemene woningbouwvereniging heette dan ook: Huis en Wijk.

Tegen de achtergrond van de vermoeiende vorm-en materiaalexperimenten in de Vinexen is het een verademing door een wijk van 1000 woningen te lopen die aus einem Guss ontworpen is, waar alles klopt en werkt en die vertrouwen in de toekomst uitstraalt.

De 24 woningtypes bieden nog steeds een ruime en actuele keuzemogelijkheid voor huurders en kopers. De groene infrastructuur geeft een weldadige rust waarin de architectuur en de geparkeerde auto’s op het tweede plan gekomen zijn.

De interieurs van de opengestelde woningen lieten, naast de te verwachten veelkleurigheid aan woonsferen, ook nog eens duidelijk zien dat de ruimtelijke kwaliteiten van woningen van dit architectenbureau onovertroffen zijn. In tegenstelling tot de huidige seriematige woningproductie is ook het afwerkingniveau van de interieurs door de architecten bepaald, wat een verademing is. De woningen in de hoogbouw zijn, vergelijkbaar met het blok in Spangen van Brinkman, bereikbaar voor ‘kinderwagens en lichte leverancierswagentjes’. De woningen die zijn gelegen aan de binnenzijde van de interne onsluitingsrondweg zijn om en om verkaveld zodat, mede door het situeren van ommetselde achtertuinen naast carports in de voortuinen, achterkanten vermeden zijn. Pas de laatste tijd zijn vergelijkbare oplossingen, gedwongen door het streven naar hogere dichtheden, weer voorgekomen in de Nederlandse woningbouwproductie.

Het is fascinerend om te zien dat het bureau met meer dan 200 mensen een hoge productie wist te realiseren met een consistente uitwerking van een alomvattend stedenbouwkundig en architectonisch idioom dat beoogde de maatschappij passend te huisvesten. ‘Wij kunnen een stad leveren’ zo meldde het bureau eens, nuchter maar ook gedurfd.

Bakema’s adagium uit 1979: ‘Ondanks atoomwolken is een optimistische stad nodig’, heeft in ’t Hool nog steeds een bevrijdende werking ten opzichte van de huidige door nostalgie gedreven architectuur of de aan snelle visuele veroudering lijdende hippe ontwerpen. Zijn terughoudende architectuur geeft de bewoners een mentale vrijheid die met historische referenties of design onmogelijk lijkt.

De vraag rijst hoe de toenmalige ontwerpers de wijk op dit moment zouden hebben ontworpen, of anders gezegd, hoe ze de huidige tijd zouden hebben gevangen.