In de Zonnehof in Amersfoort vond op 28 maart het symposium ‘Artboretum’ plaats. Jörg Dettmar, Kamel Louafi, Sam Jacob (FAT ltd) en Adriaan Geuze (West 8) presenteerden er hun werk en vertelden over de dingen die hen bezighoudt als het over de groene openbare ruimte gaat.
Amersfoort bouwt aan de nieuwe wijk ‘Vathorst’, een Vinex-locatie met 11.000 woningen rondom het dorp Hooglanderveen, nu nog gelegen in de weilanden. Aan de buitenrand van deze wijk ligt een gebied dat in aanmerking komt om als park bij de wijk te worden getrokken. In het ontwikkelingsplan van Vathorst uit 1998, krijgt de wijk het thema ‘een wereld van verschil’ mee. De vraag die op het symposium gesteld werd is hoe dat verschil gemaakt kan worden in de vormgeving van de openbare ruimte: welke vorm en betekenis krijgt het groen? Hoe zit het met de relatie kunst en natuur? Hoe zorg je voor een draagvlak onder de bewoners en liggen hier mogelijkheden voor cultureel ondernemerschap?
Gert Staal (hoofdredacteur Items) opende de dag en zette de toon met de mededeling vooral van niet ontworpen en geplande ruimtes te houden. Maar Staal kan toch ook veel waardering opbrengen voor het Vondelpark. De kwaliteit van dit park is volgens hem ontstaan door de gefaseerde ontwikkeling van het park in samenhang met de omliggende bebouwing. Niet te veel plannen dus of alleen met heel veel geduld. Twee kwaliteiten die naar alle waarschijnlijkheid niet aan de orde zijn bij de ontwikkeling van Vathorst en haar groene ruimtes.
Er klonken zeer verschillende stemmen op het symposium in Amersfoort. Jörg Dettmar, werkte mee aan het Emscher Park in het Ruhrgebied, pleitte voor een vormgeving die gebruik maakt van natuurlijke processen, zonder in een totale laisser aller te vervallen. Plaatjes van modernistische ‘schnitt-schnak’ (bloemperken in geometrische vormen) en een overdesignd themapark werden afgewisseld met beelden van nostalgisch romantische Engelse landschapstijl en krappe Vinex-tuintjes, om te laten zien hoe het volgens hem niet moet.
Bij het Emscher Park, dat uit een enorm ‘postindustrieel landschap’ bestaat, is sprake van een vervlechting van verlaten mijnen, infrastructuur, steden, bedrijventerreinen en natuur. Bij het ontwikkelen van het park is geprobeerd de oude industrieobjecten voor een deel te hergebruiken (o.a. als musea) maar ook te laten eroderen en op te laten gaan in natuur. Daarbij is het niet de bedoeling dat het groen alles overwoekert, het park moet wel toegankelijk blijven voor de mens. De natuurbeleving moet niet tot overlevingstocht worden.
Kamel Louafi had het zwaar na het daadkrachtig beeldbombardement van Dettmar. Hij maakt ontwerpen voor tuinen en parken die juist zeer nadrukkelijk vormgegeven zijn, vol met symboliek en betekenissen die in beelden zijn omgezet. Louafi komt over als een poëtisch en idealistisch ontwerper, hij wil ruimtes maken die betekenis dragen en waarin alle gebruikers iets van hun gading kunnen vinden.
Tussen de middag waren er discussiegroepen geprogrammeerd waarin men aan de hand van een thema mocht meedenken over Vathorst. Gert Staal leidde een discussie over de mogelijkheden van ‘cultureel ondernemerschap’ in relatie tot Vathorst. Er werd meteen gefocust op De Berg van Smink, een afvalberg van het afvalverwerkingsbedrijf Smink, die naast Vathorst langs de snelweg ligt en nu nog volop in gebruik is. In de toekomst raakt hij vol en zou dan tot evenementenberg kunnen worden omgebouwd. Staal zag er al een vrijstaat a la ‘AVL-ville’ van Joep van Lieshout ontstaan waar de bewoners van Vathorst af en toe, gestimuleerd door kunstenaars, afleiding kunnen vinden van hun tweeverdienerstress en Vinex-sleur.
Als derde spreker trad Sam Jacob op, hij is architect en een van de leden van FAT ltd (Fashion, Architecture and Taste) uit London. FAT bestaat uit een club mensen met diverse achtergrond (o.a. grafische vormgeving, film, beeldende kunst en reclame), FAT maakt architectuur en kunst ‘and everything that’s in between’. In zijn verhaal sprong Jacob vrolijk van een wandelende ‘plasticzakken met kunstwerk’ tentoonstelling, naar een vogelhuisje in de vorm van een kerk (Praying Bird) en van een Karaoke-bushokje naar een Baywatch-toren in het kantoor van een reclamebureau. Ze willen architectuur op nieuwe en onverwachte manieren benaderen. Woorden als communicatie, kitsch, verwarring, symbool en cartoon kwamen herhaaldelijk voorbij; een Plywood Paradise noemt hij hun ideaal. Een voorbeeld van dit ideaal is de Heerlijkheid in Hoogvliet (Rotterdam), een park met garageboxen, dierenbegraafplaats, barbecuegelegenheid en een grote feesthal, waar hij samen met Wimby aan werkt. FAT flirt met de themaparken waar Dettmar zo’n afkeer van heeft en gebruikt met een knipoog symbolen, waar Louafi vol respect mee omgaat.
Als laatste was Adriaan Geuze aan de beurt, hij opende de aanval op de babyboomers die hij van cultuurbarbarij beschuldigde. Het geroezemoes in de zaal, waar zich natuurlijk ettelijke exemplaren van die generatie bevonden, overstemde even zijn verhaal. Slachtoffer van de naoorlogse kindergolf is volgens hem het veenweide landschap in het midden en westen van Nederland. De babyboomers hebben het geld en de macht en blijkbaar geen waardering voor het landschap waar sinds de Middeleeuwen door de Nederlanders aan is gewerkt. Ze planten het gebied vol met huizen en bedrijventerreinen en kijken voor de inrichting van de overgebleven stukjes groen liever naar het oosten. Naar de zandgronden met hun bossen, dromend van een romantisch coulisselandschap. Na deze tirade gaf Geuze zijn definitie van een park, volgens hem nodig omdat tegenwoordig (voor babyboomers) groen, milieu, waterbeheer, landschap, recreatie en sport synoniem zijn aan ‘park’. Volgens Geuze ligt een park in de stad en is omgeven door gebouwen, zoals het Vondelpark in Amsterdam en het Central Park in New York. Een park heeft een harde rand en men moet door een hek om het te betreden, niet om mensen te weren maar om duidelijk te maken dat men een ander gebied met andere waarden binnengaat. Parken hebben het moeilijk, de botanie lijdt aan een te hoge stand van het grondwater, het onderhoud is intensief en kost veel geld wat er vaak niet is. Om al die redenen vindt Geuze het idee om een goed functionerend park bij Vathorst aan te leggen onhaalbaar. Zijn voorstel gaat uit van het bestaande landschap, ook Vathorst ligt in het veenweidegebied. Hij maakt een harde rand aan zijn stedenbouwplan voor Vathorst. Bijna alle woningen in het plan liggen aan grachten, deze zouden kunnen worden aangesloten op een systeem van verbrede sloten in de aangrenzende weilanden. Geen softe uitwaaierende stadsranden maar een duidelijke overgang van bebouwing naar landschap.
De verschillen in de opvattingen over het omgaan met de groene openbare ruimte waren duidelijk te onderscheiden op het symposium in Amersfoort, maar of Vathorst ‘een wereld van verschil’ zal zijn, we zullen het afwachten