Meer professionaliteit vraagt om minder regels
DEN HAAG Minder gedetailleerde regelgeving en meer autonomie. Dat moet volgens de Raad voor Cultuur uitgangspunt zijn bij het bepalen van het beleid voor de kunst- en cultuursector. De sector is vitaler dan ooit en professionaliseert zich steeds meer. Dus moet de overheid zich terughoudend opstellen als het gaat om beleidsmatige sturing.
Dat schrijft de Raad voor Cultuur in zijn Vooradvies Cultuur, meer dan ooit dat de voorzitter van de Raad Winnie Sorgdrager 14 april overhandigde aan demissionair staatssecretaris van cultuur Cees van Leeuwen.
Het Vooradvies bestaat uit een algemene inleiding en twaalf sectoranalyses. De nadruk ligt op de sectoranalyses, die voor het eerst in een dergelijke uitgebreide vorm worden gepresenteerd. In deze sectoranalyses wordt een beeld geschetst van alle aandachtsgebieden van de Raad, van musea tot theater en van archieven tot beeldende kunst. De Raad beschrijft per sector de stand van zaken, signaleert relevante ontwikkelingen en doet concrete aanbevelingen. Door deze sectoranalyses in een vroeg stadium uit te brengen, hoopt de Raad dat zij een rol spelen in het debat voordat de bewindspersoon van cultuur met zijn Uitgangspuntennota komt. Daarnaast vormen zij het kader voor de Cultuurnota-advisering voor de periode 2005-2008.
Resultaten
Aan de basis van de huidige Cultuurnota 2001-2004 ligt een sterke politieke sturing, vooral op het gebied van maatschappelijk bereik en toegang. De Raad constateert dat die sturing resultaat heeft geboekt. De verknoping van politieke en culturele doelstellingen heeft echter ook de autonome waarde van kunst en cultuur onder druk gezet. Bovendien leidde het tot ongewenst gedetailleerde regelgeving, sterke departementale sturing en omvangrijke bureaucratische en administratieve processen, zo schrijft de Raad in de inleiding van zijn Vooradvies.
Momenteel gaat het in de meeste culturele sectoren goed, als gekeken wordt naar kwaliteit, diversiteit, spreiding en toegankelijkheid. Volgens de Raad is het belangrijk die situatie niet te frustreren door van bovenaf teveel regels op te leggen. Vanzelfsprekend is er wel verschil tussen de verschillende sectoren, zoals niet alleen blijkt uit de sectoranalyses maar ook uit de cultuurprofielen van de landsdelen en van de grote steden. Is de sector goed georganiseerd, zoals bijvoorbeeld bij theater het geval is, dan kan meer worden overgelaten aan de sector zelf. Is er sprake van een meer versnipperde structuur, zoals in de filmsector, dan blijft een sterkere regie nodig. Hoewel integrale beleidsvorming belangrijk blijft, vraagt het diverse beeld dat uit de sectoranalyses naar voren komt, om een gedifferentieerde benadering van het culturele bestel en de afzonderlijke sectoren en instellingen.
Natuurlijk zijn er ook overeenkomsten. Verschillende sectoranalyses tonen aan dat er steeds meer spanning is ontstaan tussen de economische en inhoudelijke activiteiten van instellingen. Ook blijkt dat een te zwaar aangezette ambitie om het publieksbereik te vergroten de kerntaken van instellingen onder druk kan zetten. Het stellen van algemene prestatie-eisen moet dan ook worden vermeden: zo hoeft niet iedere instelling jongeren tot haar publiek te rekenen. Het gaat erom dat de culturele sector als geheel de Nederlandse samenleving bereikt.
Verantwoording
Minder regels betekent niet dat instellingen die subsidie ontvangen daarvoor geen verantwoording hoeven af te leggen. Bij de beoordeling van instellingen die een beroep doen op rijkssubsidie blijft het inhoudelijke en artistieke kwaliteitsbegrip voor de Raad leidend principe bij zijn advisering. De Raad vindt het daarnaast belangrijk dat instellingen zich niet loszingen van ontwikkelingen in de samenleving, maar aansluiting blijven zoeken bij wat er zich in de maatschappij voltrekt.
Verder is het volgens de Raad belangrijk dat iedereen onbelemmerd toegang heeft tot kunst en cultuur. Cultuureducatie kan mensen daarvoor de vaardigheden aanreiken. De Raad pleit er dan ook nadrukkelijk voor dat zowel de overheid als het culturele veld daar prioriteit aan geven. Omdat het volgens de Raad dan niet alleen om kinderen en jongeren gaat, moet het begrip cultuureducatie opnieuw worden gedefinieerd. Ook voor de publieke omroep is in dit opzicht een taak weggelegd. Meer dan tot dusver het geval is, moet de omroep zich ontwikkelen tot een belangrijk medium voor de overdracht van culturele kennis en vaardigheden.
De titel van het Vooradvies Cultuur, meer dan ooit heeft een tweeledige betekenis. Er is meer cultuur dan ooit, en cultuur is meer dan ooit nodig als inspirerende kracht en betekenisgever in een snel veranderende samenleving.
De belangrijkste punten uit de sectoranalyse Landschapsarchitectuur, Stedenbouw, Architectuur, Monumenten en Archeologie:
Cultuurbeleid in de ruimtelijke ordening vereist een ontwikkelingsgerichte benadering. Dat vraagt van de rijksoverheid een integrale visie hoe met de grote ruimtelijke transformaties kan worden omgegaan. Het is van belang te definiëren wie welke rol mag en / moet vervullen en op welke schaalniveaus beleid moet worden aangevat. De rijksoverheid dient een stimulerende rol te vervullen en daarnaast adequate en consistente wet- en regelgeving te ontwerpen en vast te stellen opdat kwetsbare zaken kunnen worden beschermd en worden behouden. Kennisontwikkeling op het gebied van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuur, monumenten en archeologie dient sterker met elkaar in verband te worden gebracht. In praktische zin pleit de Raad voor snelle inwerkingtreding van het Verdrag van Malta, heroverweging / -formulering van doelstellingen van de Monumentenlijst en integratie van het architectuur- en Belvederebeleid.