Opinie

De nieuwe standaard

Soms gebeurt het, onverwacht. Je zit nietsvermoedend een artikeltje in de krant te lezen over een onderwerp dat helemaal niets met architectuur of stedenbouw van doen heeft, en dan staat er zo’n zinnetje, zo’n rijtje woorden in een prettige volgorde, waardoor plotsklaps allerlei vakinhoudelijke puzzelstukjes in elkaar vallen.

1 MVRDVs Flightforum Eindhoven

2 Greg Lynns theater Cardiff

3 Zaha Hadids koffie- en theeservies voor Alessi (foto Carlo Lavatori)

Han Lips schreef onlangs in Het Parool een kritiek over alternatieve televisie: ‘Uiteindelijk rest de subcultuur niets anders dan een ontzettend mainstream-programma ineens heel gaaf te vinden.’ Een voltreffer, die regel, want de subcultuur heeft geen keus, televisie is immers het massamedium bij uitstek. Ik moest meteen aan al die vooruitstrevende (avant-garde heette dat vroeger, maar dat bestaat niet meer) architecten denken, die ineens de mainstream ontdekken, zoals de snelweg, of het pretpark, of de computer. Hebben deze ‘alternatievelingen’ wel een keus? Of zitten ze zo vastgebakken aan de realiteit van alledag en het programma van eisen dat er geen keus meer is? En dan van de weeromstuit iets heel gewoons als een winkelstraat of een auto ‘heel gaaf’ gaan vinden? Of ineens uit hun dak gaan van roltrappen of van een zwerm spreeuwen? Ik denk dat het antwoord op de laatste vragen ‘ja’ moet zijn, en dat recensent Lips met een ultrakort zinnetje een wijdverbreid probleem van de moderne samenleving in de kern heeft geraakt. Walter Benjamin schreef ‘het kunstwerk in de tijd van zijn technische reproduceerbaarheid’, en Lips noteert in een notedop de samenvatting van het nog te schrijven, zonder enige twijfel vuistdikke standaardwerk ‘het kunstwerk in de tijd van zijn technische alomtegenwoordigheid’. Alles is overal maakbaar, oproepbaar en hapklaar te presenteren. Alles is mainstream. Alle media, van architectuur tot en met grafisch ontwerp, van de meest recente Hollywoodkaskraker tot en met de krant van vandaag, worden met dezelfde machine gemaakt en weer tevoorschijn getoverd. En die machine wordt steeds beter: de nieuwe Apple kan altijd meer dan de vorige. En daarom is alles ook steeds beter te vergelijken en begint alles – terwijl door de computer de mogelijkheden eindeloos leken te worden – ontzettend op elkaar te lijken. Alles heeft een digitale ‘feel’ tegenwoordig. Daar moeten we vanaf, want er is niets slaapverwekkender dan bijvoorbeeld op een architectuurtentoonstelling naar talloze renderings van hetzelfde abstracte stukje virtuele architectuur te kijken: duizend vormpjes en toch eenvormigheid troef.

Inmiddels is de tekst van Benjamin al geruime tijd omkeerbaar. De technische reproduceerbaarheid van de kunsten is natuurlijk hét kunstwerk van nu. Helaas: wat voor kunst geldt, is niet zonder meer waar voor architectuur en stedenbouw. Juist door die verbondenheid met de samenleving hebben architectuur en vooral stedenbouw erg weinig met autonome kunst te maken. Een inspraakavond voor een nieuwbouwproject aan de Amsterdamse Kinkerstraat valt in het water als de dienstdoende architect met een verhaal over kunst aan komt zetten, verluchtigd met een powerpointpresentatie over chaos, fractals en zwermen vogels.

Wat er aan de hand is, is het volgende. Na de mechanisatie van architectuur sinds de tweede helft van de 19de eeuw werd de bouw in de jaren vijftig en zestig grondig gestandaardiseerd. Daarna volgde het bouwproces in. En ook dat stadium ligt inmiddels ver achter ons. Nu hebben we de nieuwe standaard: de digitale. En dan ook nog eens met dezelfde hardware en software. Zoals iedere reiziger op een zeker moment voetganger wordt, zo wordt iedere artistieke uiting op een gegeven moment tot ‘nullen en enen’ vermalen. Er is altijd wel een fase waarin er geen verschil is tussen een krant en architectuur, of tussen film en stedenbouw (het woord scenario is cruciaal in beide disciplines). Dit gegeven is er mede de oorzaak van dat sommige stedenbouwkundige plannen alleen grafische kwaliteiten hebben, alleen 2D genietbaar zijn. Toch is dit geen nieuws, slechte plannen zijn er altijd geweest. Het gaat om de stap ervoor, het idee. Daar begint ieder ontwerp mee. Vervolgens gaat het er om dit idee te verbeelden, zodat datgene waar het voor staat bij veel meer mensen duidelijk wordt. Architectuur en stedenbouw kunnen zich in de representatie van het idee onderscheiden van al het andere ontwerpwerk: de maquette. Een goed schaalmodel is altijd te preferen boven het computer aided paradise dat we tegenwoordig krijgen voorgeschoteld en dat – eenmaal gebouwd – vaak een nachtmerrie blijkt te zijn. Ook dit komt weer door de verbondenheid van architectuur en stedenbouw met de maatschappij. De werkelijkheid wordt met een verbeelding in 3D gewoonweg beter gecommuniceerd. Zo bezien lijkt de ‘mainstream heel gaaf vinden’ alleen voor de autonome kunsten een succesvolle strategie. Architecten en stedenbouwers hebben meer aan een cursus creatief met kurk en piepschuim.