Afgelopen Vrijdag namen drie Bouwkundecoryfeeën, Dirk Frieling, Wouter Reh en Carel Weeber afscheid van de TU Delft. Ter ere van hun afscheid organiseerde Bouwkunde een seminar waarin de profs nog een keer spraken over een geliefd thema; de Deltametropool.
De spits werd afgebeten door dr. Wouter Reh, hoofddocent landschapsarchitectuur, die overigens nog enige tijd aan de afdeling verbonden zal blijven. Hij noemt de metropoolvorming van Nederland 'de derde ontginning' en verwijst daarmee naar een serie historische transformaties die het Hollandse landschap in het proces van verstedelijking heeft ondergaan. In de derde ontginning, waarbij markt en overheid een hoofdrol spelen, is de verstedelijking een fenomeen an sich geworden, waarbij stad en landschap steeds meer tegenover elkaar zijn komen te staan. Het landschap heilig verklaren is geen optie, het zal uiteindelijk mee moeten transformeren in het verstedelijkingsproces. Een visie voor dit proces, waarin stedelijkheid en landschap opnieuw samen gaan, is de nieuwe uitdaging, maar ontbreekt vooralsnog, aldus Reh.
Dirk Frieling, hoogleraar stedenbouwkundig ontwerpen en geestelijk vader van het Deltametropoolconcept, gaat nog een stapje verder door te stellen dat de metropoolvorming inmiddels – want door markt en overheid verlaten – een natuurverschijnsel aan het worden is, dat door bouwkundig ingenieurs dient te worden begeleid. Een aantal regels van dit 'natuurverschijnsel' zal hierbij moeten worden verlaten, zoals de Hollandse stedenbouwtraditie om 'met een minimum aan bouwvolume een maximum aan volte te creëren'. Als model stelt hij een netwerkstad voor; het watersysteem gecombineerd met landschappelijke functies, en daarnaast de infrastructuur gekoppeld met stedelijke functies, oftewel 'de illusie van wonen in het groen gecombineerd met de stedelijke realiteit'. Het Groene hart concept, 'een planologische illusie', gaat daarmee definitief overboord.
Het uitkijken was toen naar Carel Weeber, hoogleraar architectonisch ontwerpen, die ongetwijfeld deze kans niet zou laten liggen om de facultaire gemoederen nog een maal wakker te schudden.
Carel zou in de Deltametropool het liefst aan de A44 wonen, tussen Warmond en Noordwijk, met uitzicht over bos en water en in de verte de zee. Maar omdat dat nog niet bestaat woont Carel in het 'mislukte Osdorp bij een saai park', met 'allochtonenwoningen die vervangen worden door kleine te dure koopwoningen, maar die er toch, omdat de markt stagneert, niet zullen komen'; de paradox van de Deltametropool. Vervolgens somde Carel een reeks van tegenstrijdige situaties op, waarin de bouwpraktijk, de Deltametropool en Bouwkunde in Nederland verkeren, met als hoogtepunten stedenbouw als 'verkapte staatsarchitectuur' (want elke uiting van particuliere smaak wordt door de welstand van de straat gehouden) en moderne architectuur als 'computergeanimeerde verleidingskunst', wat ver afstaat van de bouwpraktijk. Wat Carel wil is een architectuur en stedenbouw die zich weer richt op het wenselijke en het haalbare; want 'het is geen kunstacademie hier!'
Aanleidingen genoeg dus voor discussie, waarbij de sprekers aan de tand werden gevoeld door hun opvolgers; Jo Coenen, Umberto Barbieri en Joost Schrijnen. Maar de sprekers hadden hun best gedaan en de uitdagers konden het gezegde alleen maar beamen. De houdbaarheid van het Deltametropoolconcept kwam helaas niet aan de orde, in plaats daarvan enige verdediging, 'want bij ontwerpen komt toch meer kijken dan alleen maar het rationele.. '(Coenen versus Weeber).
De rector en het publiek konden er niet warm of koud van worden, op naar de borrel dus. Daar werd Carel nog een gedenkboek uitgereikt, 'Carel Weeber 'ex' architect', met op de kaft 'ex' in groen op een rode achtergrond, niet te lezen door de licht kleurenblinde Weeber. Onder het genot van een drankje deed de TU haar exen uitgeleide. De faculteit zal haar darlings zeker gaan missen.