Feature

Het gelaagd grenslandschap

Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de stedenbouwkundige studievereniging VIA (TU Eindhoven) organiseerden de studenten op 22 mei 2003 het lustrumsymposium ‘Het gelaagd grenslandschap’. Een verslag van Diana Kramer.

Tijdens het symposium werden ruimtelijke structuren in Nederland en België vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Brabant, voormalig provincie van de Lage Landen werd als ‘studiegebied’ genomen. Kloppen de vooroordelen van het volledig geplande Nederland en de ongecontroleerde wildgroei in België? Drie sprekers probeerden hierop een antwoord te vinden.

Landschap

Han Lörzing, landschapsdeskundige, docent aan de TU Eindhoven en lid van het Ruimtelijk Plan Bureau, richtte zich op de overeenkomsten van beide grensgebieden. Brabant is gelegen op een groot zandplateau waardoor landschappelijke kenmerken en nederzettingsvormen in het hele gebied vergelijkbaar zijn. Noord Brabant wijkt in dat opzicht dan ook af van de rest van Nederland. Typisch zijn de hofboerderijen en de boerderijen die met de lange zijde aan de weg staan. De oude Brabantse dorpen zijn ontstaan uit groepen van dergelijke boerderijen. Tussen deze kernen zijn wegen aangelegd, die in de loop der tijd voorzien zijn van lintbebouwing.

Aan de randen van Brabant liggen de steden met daarbinnen een groen hart vol kleine dorpen en gehuchten. Het binnengebied werd ooit bewoond door de armen. Bedrijven maakten hier gebruik van door arbeiders uit dit ‘lage lonen land’ te gebruiken. Zo heeft Philips één van die arme dorpen laten uitgroeien tot een stad: Eindhoven.

Ruimtelijke structuren in België

Bruno de Meulder is verbonden aan de TU Eindhoven en de Katholieke Universiteit in Leuven. Vanuit zijn betrokkenheid bij het Ruimtelijk Structuurplan West Vlaanderen beschreef hij de oorzaken van fysieke verschillen tussen Nederland en België. De Belgische regelgeving op het gebied van ruimtelijke planning dateert van 1836, net na de onafhankelijkheidsverklaring van België. Daarin wordt geen onderscheid gemaakt naar stad en platteland: overal heeft men dezelfde rechten. Er is een zwak centraal bestuur en gemeenten mogen alles zelf beslissen.

Aan de hand van een voorbeeld maakte De Meulder duidelijk hoe territoriale indelingen de ruimtelijke ontwikkeling bepalen. De streek rond Kortrijk wordt geregeerd door wild kapitalisme. In het ‘Texas aan de Leie’ schieten fabrieken, winkels en woningen als paddestoelen uit de grond zonder enige sturing van overheidswege. Het gebied vertoont geen enkele ruimtelijke samenhang of structuur. Het grondeigendom in België is zeer gefragmenteerd en  er bestaat geen georganiseerde ruimtelijke planning. Gevolg hiervan is dat de streek onderhevig is aan een incrementele metamorfose: kavel per kavel ontstaat een complex mozaïek binnen een fijnmazig net van infrastructuur. De chaotische aangroei is niet alleen aan randen van dorpen en steden zichtbaar, maar ook midden in het open landschap. Het landschap wordt daardoor tot het uiterste getest: waar ligt het omslagpunt tussen bebouwde kom en landschap?

Naast de territoria is ook de infrastructuur zeer bepalend geweest. In de pre-industriële periode zijn ‘steenwegen’ aangelegd om al die gefragmenteerde eigendommen bereikbaar te maken. Dit heeft geleid tot een dicht wegennet dat in veel gevallen van niets naar nergens loopt. En bij gebrek aan planning vormt ieder kruispunt een potentiële verstedelijkingslocatie.

Later zijn de spoorwegen aangelegd ten gunste van de staalindustrie. Om de arbeiders die zeer verspreid wonen, van vervoer te voorzien werden vele gelijkwaardige stations gerealiseerd. Dit leidde tot verdere verspreiding van de verstedelijking.

Om internationale verbindingen te accommoderen werden ten slotte snelwegen gepland. De aanleg hiervan was in handen van samenwerkende gemeenten en werd door hen aangegrepen om steden te moderniseren. Daardoor zijn de wegen te dicht bij de steden gelegd en zijn er te veel afslagen, en worden zo gedegradeerd tot stedelijke rondwegen. Door deze drie netwerken van steen-, spoor- en snelwegen zijn uitzonderlijk veel potentiële centraliteiten ontstaan.

Een voordeel van deze stedenbouw is dat het altijd af is; alles is een aanvulling van het bestaande. De Meulder ziet verbeteringsmogelijkheden door het ‘re-editen’ ofwel structureren van de omgeving. Door het aanbrengen van een hiërarchie, het concentreren van verstedelijking door selectief verdichten met speciale aandacht voor het opzetten van een systeem van publieke ruimten.

Over de grens kijken

Frank d’Hondt van O2 Consult sprak over de status en de organisatie van de ruimtelijke ordening in België. In Nederland is ruimtelijke ordening een exportproduct, een op zichzelf staande discipline. In België is het vaak slechts een afgeleide van andere belangen. Bovendien zit België bestuurlijk gecompliceerd in elkaar. Het land wordt verdeeld geregeerd: de drie Gemeenschappen (de taalgebieden Vlaams, Frans en Duits) regelen onderwerpen als cultuur en onderwijs. De drie Gewesten (Vlaams, Waals en Brusselshoofdstedelijk) gaan over de territoriale regelgeving, waaronder de ruimtelijke ordening. De staat heeft dus geen bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening. De gewesten maken het Gewestplan: een soort bestemmingsplan voor het hele gewest. Het nieuwe Structuurplan Vlaanderen vervangt het gewestplan. Het bevat taakstellingen en ambities in plaats van bestemmingen.

In het Structuurplan is te zien dat ook in Vlaanderen de strijd tegen verlinting en verspreiding is ingezet. Terwijl men in Nederland steeds meer wil overlaten aan gemeenten, willen de Belgen de gewesten juist meer macht geven. Het lijkt er dus op dat België en Nederland vanuit twee uitersten naar elkaar toe groeien. Voor de ruimtelijke ordening is het van belang dat de administratieve grenzen niet als ruimtelijke grens worden beschouwd. Een probleem hierbij is dat aan weerszijden van de grens een andere taal wordt gesproken: kaartbeelden en begrippen moeten op elkaar worden afgestemd. Gezien de verschillende uitgangsposities van België en Nederland zou dat nog wel eens even op zich kunnen laten wachten.

Hoe moeilijk het is om eens met een andere, internationale bril te kijken bleek tijdens de afsluitende workshop. De (Nederlandse) studenten vielen toch vaak terug op de tijdens de studie geconditioneerde uitgangspunten van concentratie van verstelijking waardoor de door Lörzing geschetste kleinschalige, Bourgondische verlinting van het Brabants binnengebied werd teruggebracht tot een parodie in de vorm van een museum of pretpark.