Feature

Het volkstuinhuisje als architectonische opgave

Aan de voet van de Utrechtse Prins Clausbrug krijgt een nieuw soort volkstuinenpark vorm. Complex Groenewoud is tevens het openbaar groen van de kantoorvilla’s die tussen de volkstuintjes instaan. Om die reden wordt er veel aandacht besteed aan de architectuur van de tuinhuisjes. Het Utrechtse Architectuurcentrum Aorta organiseerde daarom een avond over ‘Volkstuinen en tuinhuisjes’.

De lezing was de tweede in een serie over groenbeleving en het buitenleven. Kunsthistorica Gerrie Andela gaf een overzicht van de ontwikkeling van de volkstuincultuur. Ze wees erop dat ooit Bruynzeel een standaard tuinhuisje heeft ontwikkeld, dat er in Blijdorp een slakkenhuis van pallets is ontworpen en dat heel recent een flexibel plastic tuinhuisje van het Rotterdamse Krill architecten ten doop is gehouden. Volkstuinencomplex Groenewoud presenteerde ze als het voorlopig hoogtepunt van de emancipatie van de volkstuin. Vervolgens behandelde Wim Kloosterboer van Made architecten het ontwerpen van een prototype volkstuinhuisje voor Groenewoud.

Groenewoud is een multifunctioneel volkstuinencomplex. Aan de voet van UN Studio's nieuwste brug heeft West8 in opdracht van Projectbureau Leidsche Rijn honderdvijftig volkstuintjes en ongeveer acht kantoorvilla's gearrangeerd tot een openbaar toegankelijk park. Het openbare groen bij kantoren wordt na kantoortijd meestal zo snel mogelijk verlaten en blijft ongebruikt achter, bij volkstuintjes is het eerder andersom, dat moest ooit eens worden gecombineerd tot een volkstuinkantorenpark. Het komt de omgeving van kantoren ten goede terwijl de kosten voor het onderhoud vervallen. Enkele kantoren hebben reeds tuinen gereserveerd voor hun medewerkers. Advocaten, ander kantoorpersoneel, bestaande tuinders en mensen uit Kanaleneiland, er wordt een zeer gevarieerd bestand aan volkstuinders verwacht.

Het plan, en in het bijzonder de nabijheid van hoogwaardige kantoren, was aanleiding voor het Projectbureau Leidsche Rijn om extra aandacht te schenken aan de architectuur van de tuinhuisjes. Gammahuisjes waren uit den boze en het ontwerp moest langs de welstandscommissie. De maximaal 150 tuinhuisjes moeten goed worden ingepast. Het Projectbureau vroeg Made architecten een prototype te ontwerpen dat maximaal 20.000 gulden zou kosten.

Wim Kloosterboer toonde bestaande volkstuinhuisjes met een vaste basis. In al die gevallen hadden de bezitters ze naar eigen wensen aangepast. Dat werd ook het uitgangspunt voor het te ontwerpen prototype. Om maximaal tegemoet te komen aan de mogelijkheid tot aanpassing werd het hele huisje uitgevoerd in massieve dikke verlijmde houten platen. Er zijn veel openingen mogelijk zonder dat de stijfheid in gevaar komt en regels en stijlen zijn overbodig. De maten werden slechts beperkt door het transport, het hoofdvolume van het huisje werd een kubus met zijden van 3,4 meter. Door elementen als keuken, douche, toilet en kast werd die maat overschreden, zij werden als rechthoekige volumes aan het hoofdvolume gehangen.

Het huisje vond geen genade in de ogen van de leden van de tuindervereniging. De kubus met aanhangseltjes voldeed niet aan de verwachtingen van hoe een tuinhuisje eruit zou moeten zien. De architecten maakten een tweede ontwerp waarbij ze de mogelijkheid onderzochten om een scheiding aan te brengen tussen buitenverflaag en ondergrond. De verflaag of 'regenjas' werd verzelfstandigd tot een zeil dat om het volume werd gespannen. Bij een bezoek aan het huisje wordt waar nodig het zeil als een tent losgeritst. Naast een goede bescherming voor het hout werd hiermee een esthetisch effect beoogd. Binnen zou er diffuus licht toetreden en buiten zouden de verschillende kleuren en patronen van het zeildoek zorgen voor een gevarieerd en abstract beeld. Doordat dit ontwerp ook voor strandhuisjes geschikt was kwam een schaalvoordeel in zicht. De kritiek van de toehoorders die avond varieerde van 'een complex met al die dozen' en 'ik mis in je ontwerpoverwegingen de mensen die met de tuintjes bezig zijn' tot 'mooi die abstracte sculpturen'.

Inmiddels is een ander ontwerp ingediend en goedgekeurd. Een traditioneel zadeldakhuisje van West8, met veel daglichttoetreding, uitgevoerd in red-cedar. De kosten, vanaf zo'n € 5.500,- zijn nog altijd veel hoger dan de tuinhuisjes bij doe-het-zelfzaken of tuincentra. Het huisje kan in verschillende afmetingen worden geleverd of gebouwd. Zelf bouwen is toegestaan, maar alleen in hetzelfde materiaal, detaillering en afmetingen. Om de tuinders te compenseren in de extra kosten wordt door het Projectbureau Leidsche Rijn tot maart 2006 een subsidie van € 2.250,- per te bouwen tuinhuisje toegekend. De meest uitgeklede versie van  € 3.300,- zal voor veel mensen nog steeds te duur zijn maar zij hebben geen andere optie dan de uniforme gereedschapskist in het zelfde materiaal. Uiteindelijk verschilt de vormgeving van het West8 tuinhuisje niet zo heel veel van de tuinhuisjes uit de doe-het-zelfzaken en tuincentra. De prijs om aan de hegemonie van die Gamma-architectuur te ontsnappen is hoog. Zowel voor de subsidiegever/gemeenschap als voor de volkstuinder met een krap budget.

Daar komt bij dat juist door de strikte regelgeving die West8 heeft geformuleerd iedere 'architectonisch verantwoorde' verbijzondering wordt uitgesloten; de tuinhuisjes die Andela in haar lezing noemde, zullen op Groenewoud niet te vinden zijn.