Recensie

Voorbij de grenzen in Groningen

In Groningen vond afgelopen weekend de landelijke start van de Dag van de Architectuur plaats die dit jaar ‘de grenzen voorbij’ als thema had. Een verslag van Luc de Vries.

De Dag van de Architectuur moet een breed publiek informeren over architectuur. Het programma was daar ook op gericht met onder andere bustochten, fietstochten, verkiezing van het mooiste gebouw van het afgelopen jaar, lezingen en filmvertoningen. Een drietal exposities en een manifestatie moesten een bijdrage leveren aan het vakinhoudelijke debat van het thema.

In het Groninger Museum is al een aantal weken de tentoonstelling Tea & Coffee Towers te bezichtigen. De expositie van 22 koffie- en theeserviezen en 8 grote maquettes van torens was eerder op de Biënnale in Venetië te zien. Net als bij het project Tea & Coffee Piazza uit 1981 zijn onder supervisie van Alessandro Mendini door spraakmakende architecten serviezen ontworpen om op die manier het design nieuwe impulsen te geven. Ditmaal zijn daar maquettes van torens van een aantal architecten aan toegevoegd. De 22 serviezen zijn zeer divers van vormgeving en kwaliteit. Van bescheiden en behoudend tot zeer expressief en onbruikbaar. Als je design formuleert als het maken van gebruiksvoorwerpen met een bijzondere uitstraling dan doen de Nederlandse inzendingen het goed. De serviezen van Wiel Arets, UN Studio en MVRDV zijn bijzonder van vorm en materiaal en tevens bruikbaar. De torens vallen tegen. De maquettes zijn log en niet bijzonder mooi gemaakt en hebben door hun solitaire, schaalloze opstelling weinig zeggingskracht. De enige aansprekende toren is die van Morphosis. Deze Amerikanen begrijpen dat een toren niet het stapelen van veel verdiepingen is maar veel meer een vraagstuk van het oplossen van de aansluiting met het maaiveld. De in de titel gesuggereerde kruisbestuiving tussen wolkenkrabbers en serviezen blijft uit. De serviezen staat keurig in slagorde opgesteld en de torens een eind verderop wat verspreid. De  grens tussen design en architectuur laat zich niet zo eenvoudig slechten.

Op initiatief van de boekhandel Godert Walter zijn door 37 Groninger architecten en kunstenaars stukjes Groninger binnenstad opnieuw ontworpen. Onder de naam Groningen Uptown staan in totaal 40 maquettes in de kleine exposititeruimte van de boekhandel opgesteld. De spelregels waren simpel: ontwerp een stukje stad met gebouwen van minimaal 40 en maximaal 400 meter hoog zonder dat de bestaande infrastructuur wordt aangetast, en maak hiervan een maquette schaal 1:500. Het resultaat is een bonte invulling waarbij de stad onherkenbaar verandert. Concrete voorstellen voor hoge bouwblokken en gebouwen, gestapelde openbare ruimte en conceptuele voorstellen wisselen elkaar af. Tussen alle grensverleggende plannen blijft het beeld van Albert Geertjes het langste hangen: Een zeppelin hoog boven de stad met daaraan hangend een plateau met gebouwen, slechts met een draad verbonden aan het maaiveld.

1 Groningen opgelost – voorstel studenten academie Minerva voor Lost Space

2 Voorstel Neutelings Riedijk architecten voor Grote Markt

Door de BNA kring Noord is ter gelegenheid van de Dag van de Architectuur de manifestatie Lost Space opgezet; een zoektocht naar de kwaliteiten en mogelijkheden van de vergeten plekken in de stad. Deze plekken, vaak restruimtes tussen infrastructuur, gebieden onder viaducten en diverse moeilijk bereikbare stukjes stad zijn door 13 multidisciplinaire teams onderzocht en van voorstellen voorzien. De teams bestonden uit architecten, interieurarchitecten, stedenbouwers, kunstenaars, grafische ontwerpers, fotografen en studenten. Algemene tendens bij de voorstellen is de waarde voor de stad die de deelnemers in deze Lost Spaces zien. De plekken worden als uitlaatklep en ruimte voor nog onvermoede activiteiten gezien en ze zijn daarmee van levensbelang voor de stad. In diverse voorstellen wordt getracht dit idee over te brengen. Voor de Dag van de Architectuur zijn twee objecten in de Groninger binnenstad gebouwd: Een reusachtige periscoop waarmee vanaf straatniveau over het voor velen onbekende daklandschap van de stad gekeken kon worden, en een steiger waarmee één van de vele leegstaande ruimtes boven een winkel betrokken werd bij de stedelijke openbare ruimte.

Vreemd genoeg is het concrete voorstel voor de bebouwing van de Grote Markt niet bij de Dag van de Architectuur betrokken. De expositie bij de dienst RO/EZ met het voorstel van Willem-Jan Neutelings was niet in de agenda opgenomen terwijl dit plan de publieke ruimte van de stad danig kan gaan veranderen. Bij alle hemelbestormende plannen op de andere exposities doet het plan van Neutelings pragmatisch aan. In feite is het een staalkaart aan oplossingen zonder een duidelijke uitspraak over het totaal, waarschijnlijk ingegeven door de wens om publiek, winkelstand en gemeente op één lijn te krijgen. Daartoe grijpt Neutelings bewust of onbewust terug op tal van eerdere voorstellen voor delen van de Grote Markt. Zo is het terugplaatsen van de oostwand naar de vooroorlogse situatie al vaker voorgesteld, is de bomenrij voor de noordwand al eens in de vorm van een gebouwd scherm gedacht, is de nieuwbouw voor de V&D in het vorige plan ook al op die plek, is het gat in de oostwand nu al als passage aanwezig en is het cultureel centrum ook al in de naoorlogse plannen present. Ook de parkeergarage is er al, al gaat die nu heel eigentijds ondergronds. Deze aanpak betekent niet dat het een slecht plan is maar het zou op z’n minst tot meer discussie moeten uitnodigen dan nu het geval is.

Al met al lijkt het jammer dat de energie van vele ontwerpers is gaan zitten in naar op zich opmerkelijke, maar ook risicoloze initiatieven. Een kritisch en creatief volgen en becommentariëren van de ontwikkelingen in het hart van de stad had tot een diepgaandere discussie kunnen leiden. De Dag van de Architectuur heeft in deze vorm de grens tussen gedroomde ambitie en dagelijkse realiteit niet kunnen overbruggen.