Nog tot 3 augustus loopt in het Groothandelsgebouw in Rotterdam de tentoonstelling ‘a design for places left over after planning’. Wie gedacht had tussen die leftovers een mondvol exquise sushi’s of mediterrane antipasta’s aan te treffen komt bedrogen uit. Wat dan wel? Een vervaarlijk fluorkleurige stamppot aan ideeën voor kunstwerken langs het toekomstige HSL-traject.
De tentoonstelling is een initiatief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Stichting Kunst en Openbare Ruimte (SKOR) en de Stichting Atelier HSL en beoogt de culturele en maatschappelijke betekenis van de HSL enige relevantie te geven. Nu het traject van die HSL genoegzaam bekend is en het broodnodige beton gestort, leek het wel eens tijd om na te gaan welke ruimtelijke impact de HSL op het Nederlandse landschap had. En alras kwamen de initiatiefnemers tot de vaststelling dat er soms ‘restplekken’ of ‘overhoeken’ tussen het spoor en de wegen zijn. Ongedefinieerde plekken, door de intendant van het Atelier HSL gedefinieerd als: ‘( ) vaak puntvormige terreinen, die minder goed bruikbaar zijn voor landbouwdoeleinden, als locatie voor woningbouw of als commercieel bouwterrein.’ Dus. Waarvoor zijn die terreinen dan wel geschikt? Juist. Voor die andere leftovers van de maatschappij. De kunst.
In de tekst ‘Monumenten voor het ongeplande’ die de tentoonstelling begeleidt, geeft landschapsarchitect Eric Luiten een historische topologie van de restruimte. En zoals verwacht bestaan die in alle afmetingen, gewichten en kleuren en van Parijs over Bemmel tot Barcelona. De interventie die Luiten voor dergelijke plekken voorstelt is gebaseerd op een quadrotechnische strategie: lokaliseren, stileren, typeren en monumentaliseren. Met die laatste moet ‘het HSL-trace meer vertellen dan het in eerste instantie is’ en de kunstwerken ‘goede aanleidingen zijn voor een kritische monumentale behandeling’ en bestempelt hij de zakdoekgrote gronden haast 18de eeuws dramatisch als ‘woeste gronden, ontoegankelijk, onbeheerd en onveilig’. Het zijn voor die plekken dat meer dan honderd kunstenaars en architecten middels een prijsvraag een nieuwe identiteit mochten voor verzinnen. De initiatiefnemers stelden langs het HSL-traject zelf vijf van dergelijke locaties voor. Deze zijn twee locaties in de Haarlemmermeer, eentje in Bleiswijk (Rijksweg A12), eentje in Bergenschenhoek en ten slotte ‘een authentieke technische restruimte’ (sic!) de Sporendriehoek Blijdorp nabij Rotterdam Centraal.
De voorstellen van sommige kunstenaars en architecten zijn ronduit verbijsterend te noemen en vallen in diverse categorieën onder te brengen. De eerste zou ik omschrijven als ’the laconic leftovers’. Als het van hen afhangt kunnen we binnen enkele jaren op het traject tussen Amsterdam en Rotterdam de volledige mondiale fauna en flora waarnemen. Installaties met flamingo’s, palmbomen, polderpekinezen, indianen, cactussen, helverlichte konijnen, esdoorns, herten, kangoeroes, ornithologen, antilopen, paarden van polyester, computergestuurde insecten, giraffen, voeren hier de boventoon, waardoor deze plaatsen – in navolging van die kunstzinnige zoo in Schiphol – de dependance lijken te worden van Artis. Een andere categorie aan interventies is die van het megalomane monument als referentiepunt. Wellicht bedoelt om de slaap uit de ogen van de treinreiziger te verdrijven stellen deze hallucinogeen grote afbeeldingen van het menselijk aangezicht, fout en hoogst verdacht wuivende oude meneertjes, Andy Warholeske Karl Marxen, driedimensionaal dronken makende spiralen, kermisattracties op schaal 100:1, blauwe vulkanen of – ik citeer vrijelijk – ’typisch Nederlandse landschappelijke elementen ( ) een piramide verzonken in de waterpartij bij Bleiswijk’ voor. Ik wil niet de psychiater zijn van die Taiwanese zakenman die omwille van een gemiste deal dacht op zijn positieven te komen en het in zijn hoofd haalde om per trein van Amsterdam naar Brussel te reizen. Een andere categorie moet het simpelweg van haar wervende naam hebben waarachter eventueel een idee over een concept over een restruimte kan schuilgaan. ‘En passant’, ‘Close Encounter’, ‘Rest wordt rust’ (en rust roest, jaja), ‘The view from the Rail’, ‘Inversion’, ‘Een boerderij en een hooiberg’, ‘Welcome to Holland?’, ‘Delta-Works’, ‘Walking on Water’, ‘Trainspotting’ (dit is jammer genoeg niet een ontwerp voor een afkickcentrum langs het Heroine-Speed-Lithium traject), ‘Non-stop’, ‘Flower Power’ en dergelijke meer. De laatste categorie is die van de overige ontwerpen. Bij deze categorie is de artistieke vrijheid ook niet in gebreke gebleven, maar lijken ook nergens de context, het snelheidsgegeven en het onderwerp kritisch te benaderen, te becommentariëren of zelf maar van een inspirerend ontwerp te voorzien. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, maar daar heb ik gelukkig geen mening over.
De tentoonstelling en het initiatief voor ‘a design for places left over after planning’ is zeker in haar opzet geslaagd, camp en grandioos, op het krankzinnige af, in haar resultaat. Wat natuurlijk ontbreekt is enige visie op de specificiteit van het fenomeen ‘restruimte’. Want dat zijn deze plaatsen zeker, het zijn geen condities, maar fenomenen. Verschijnselen die a posteriori waarneembaar zijn en het gevolg zijn, van voor die plaatsen, niet ter zake doende voorwaarden. De restruimte heeft dan ook niet het statuut van een zelfstandige weerbarstige ruimte te zijn ten opzichte van de planning, maar is een teken van de ruimtelijke onverschilligheid van die planning ten overstaan van coherentie, of incoherentie. Leftovers zijn noch mossel, noch vis. Leftovers is de rosé die je krijgt als je witte met rode wijn vermengt. Het siert de meeste kunstenaars dan ook dat ze even onverschillig tegenover die plekken staan als die plekken tegenover de omliggende context. Dit, en zeker de drie eerste categorieën, is de openbare kunst op haar best en maakt van deze een monumentale culttentoonstelling (en dit wellicht ongepland) die zeker de moeite waard is te bekijken. En niet enkel als U in Rotterdam Centraal vruchteloos en eindeloos op Uw trein staat te wachten