Recensie

Stadsnatuur of ‘de natuur van de stad’

RET Rood van buiten en tropisch groen van binnen: de Junglebus ofwel het Mobiele Natuurreservaat van de Architectuur Biënnale. De ruim van beplanting voorziene bus rijdt een gezelschap van 24 mensen langs de nieuwe stadslandschappen van Rotterdam.

Behalve als pendelbus tussen de tentoonstellingen in het NAi en Las Palmas, werd de bus ook gebruikt voor debatten en tweegesprekken over natuur in de stad. Als laatste in de reeks vond op donderdag 3 juli een tweegesprek plaats tussen Jacob van Rijs (MVRDV) en Vincent Kuyper (ecoloog), onder leiding van Ton Matton (MattonOffice) en Wim Timmermans (Alterra) over het thema 'Natuur en Architectuur; nieuwe concepten'.

Met beslagen ramen, half in een plantenbak gezeten en met de voeten in de vochtige compost, vertrekken we van standplaats NAi. De eerste halte is het kunstmatige strand aan de Boompjes. Deze vorm van ultieme fake-natuur doet Matton de eerste stelling deponeren; 'dit strand roept gevoelens op die doen denken aan natuur, dus is het natuur?'. Hierop reagerend geeft Kuyper de volgende definitie: 'Stadsnatuur is hetgeen dynamisch verandert in de stad, dus dit seizoensgebonden project valt ook onder die noemer'.

Deze ruime definitie van stadsnatuur doet enige medereizigers huiveren en aangekomen bij het oude veiling- /rangeerterrein Crooswijk, de tweede halte, wijst een meegereisde natuurliefhebber op de aanwezigheid van de rups van de vooral op zandgronden levende Sint Jacobsvlinder. Dit gebied herbergt verder diverse kruiden uit Oost-Europa, ooit meegevoerd door de treinen. Er wordt nu een 'plat bestemmingsplan' voor deze locatie gemaakt dat juist niet uitgaat van de potenties en de context van onder andere het Kralingse Bos en de Rotte. Discussierend over de natuurpotenties van bedrijventerreinen oppert Van Rijs ook de daken in te zetten voor natuurontwikkeling, gezien de grootte van deze oppervlakten. Hierop inhakend wijst Kuyper op het gebruik van regenwater. Wat nu direct het riool ingaat is te gebruiken voor natuurontwikkeling en waterberging.

Dat een riooloverstort niet per definitie een lelijke, stinkende installatie hoeft te zijn bewijst de volgende busstop. De nauwe doorgang onder het treinviaduct en de A20, waar de Bergweg in de Straatweg overgaat, wordt in de volksmond ook wel het Muizengaatje genoemd. Van oudsher was dit gebied nabij NS-station Noord een 'enge plek' waar oude koelkasten en afgedankte meubelen gedumpt werden. Nu fungeert de ruimte onder de A20 als riooloverstort. Een zanddijk met stijl talud en schijnwerpers die dwars door de lange waterpartij snijdt, heeft bijna het aanzien van een catwalk. Aanvankelijk was het idee om planten op de taluds te laten groeien, deze zijn echter zo stijl dat dit onhaalbaar lijkt. Een sterk geurende rozenbeplanting langs het spoor is de enige compensatie voor de 'boeggolven van stront, van meer dan een meter hoog', die ontstaan bij de overstort. Het is een mooi voorbeeld van optimaal ruimtegebruik, maar het oogt nogal artificieel en het feit dat deze plek niet publiek toegankelijk is, draagt niet bij aan de gebruikswaarde.

Evenals deze 'foute' plekken, waarover Van Rijs opmerkt dat deze ook nostalgische en avontuurlijke waarden hebben, kent natuur in de stad een haast nomadisch bestaan. Deze is vaak te vinden in de stedelijke restruimtes, nabij infrastructurele werken of stadsranden. Daar waar niemand verantwoordelijkheid voor durft te nemen en waar geen regels gelden, blijkt zowaar iets moois te kunnen ontstaan. Hoe moet je deze natuur nu benaderen, zijn dit plekken die geconserveerd moeten worden, of juist herontwikkeld voor bijvoorbeeld woningbouw?

1 volkstuinpark Zestienhoven

2 picknick vliegveld Zestienhoven

Op de volgende locatie, park Zestienhoven, komt deze vraag weer aan de orde. Een fraai begroeide vuilstortberg waar de vogels vrolijk kwetteren, wordt in het nieuwe stedenbouwkundig plan ontzien, deels ten koste van het aanliggende volkstuinencomplex. De discussie over het mogelijk gebruik van de berg lijkt meer te gaan over de best mogelijke conservatie van de ontwikkelde natuurwaarden dan over het zojuist geprezen nomadische karakter van stadsnatuur. Wanneer we het volkstuinencomplex bezoeken lijkt iedereen het erover eens dat het volkstuintype model kan staan voor nieuwe combinaties tussen natuur en architectuur. De wijk Haaglanden in Ypenburg van MVRDV laat zien dat de intimiteit die voelbaar is in volkstuincomplexen ook te creëren is in een woonwijk. Matton merkt op dat de plannen voor een nieuwe, groene woonwijk simpelweg gerealiseerd kunnen worden door aanpassing van de regel; 'een volkstuin mag niet permanent bewoond worden'.

Als afsluiting van de excursie picknicken we bij vliegveld Zestienhoven. Tussen de A4 en het vliegveld liggen een aantal vennen, op deze plek kan door de dubbele milieunormen niets ontwikkeld worden met spontane natuurontwikkeling tot gevolg. Om, met de woorden van Matton, 'deze dag toch nog enigszins inhoudelijk af te sluiten', vindt hier nog een discussie plaats over de relatie tussen architectuur en ecologie. Daar waar Van Rijs wijst op het feit dat ecologie in typische architectuurprojecten vaker 'de slagroom dan de taart' is, valt Kuyper zijn vakgenoten aan door te stellen dat ecologen vaak 'sectoraal en onzichtbaar' te werk gaan ('met z'n 600-en in Wageningen'). Beide blijken voorstander te zijn voor samenwerking tussen architectuur en ecologie in een vroeg stadium van een project, wanneer het programma gedefinieerd wordt. Zo kan de combinatie architectuur en natuur werkelijk leiden tot nieuwe concepten. De afwijzende houding tussen architectuur- en ecologievertegenwoordigers was in dit tweegesprek voelbaar. Ondanks interessante stellingen hielden beide sprekers zich toch vooral bij de eigen leest. Wat ook een rol gespeeld kan hebben is de enigszins onduidelijke formulering van 'stadsnatuur'. Als de vraag van een medereiziger; 'stadsnatuur is hetgeen dynamisch verandert in de stad, dan is het meermalen opbouwen en afbreken van een gebouw ook stadsnatuur?', instemmend beantwoord wordt, dan kun je je afvragen hoe bijvoorbeeld de locatiekeuzes en stellingen tot stand komen. Al met al was het toch een interessante excursie met leuke locaties in een minstens zo spectaculaire bus, die zeker bijdraagt aan de discussie over wat natuur in de stad is en hoe hier mee moet worden omgegaan.