Feature

Donkere wolken boven Nederland

Dinsdagavond vond in het Haagse Nieuwspoort het door het NIROV georganiseerde VROM begrotingsdebat plaats. Voorafgaande aan het debat gaf Hugo Priemus (hoogleraar Systeeminnovatie ruimtelijke ontwikkeling op de TU Delft) een kritische beschouwing op de voornemens die minister Dekker op Prinsjesdag presenteerde.

Op een ministerie gaat het verschieten van politieke kleur traditiegetrouw gepaard met het nodige verbale geweld, waarbij er liefst geen spaan heel wordt gelaten van het beleid dat de voorganger voerde. Zo ook nu weer. De pijlen zijn nog steeds gericht op de Vijfde Nota van Jan Pronk, de VROM minister van twee kabinetten eerder. Deze nota is nooit in stemming gebracht, omdat het kabinet Kok II voortijdig viel en heeft dus eigenlijk geen enkele betekenis. Onder VVD minster Sybilla Dekker en CDA staatsecretaris Pieter van Geel moet het ministerie veranderen van ‘hindermacht naar ontwikkelkracht’. Hiertoe heeft het ministerie vier beleidsprioriteiten geformuleerd:

– ruimtelijk investeren en ruimte geven aan ontwikkelingen,

– vitaliseren van steden

– handhaven van de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk

– minder regels en het organiseren van een betere naleving van de regels.

‘Niemand kan tegen deze beleidsprioriteiten zijn’, volgens Priemus. Hij voorzag echter wel een aantal problemen in de uitvoering. De minister wil veel, maar ze heeft niet veel ruimte om dit mogelijk te maken. Hoe bijvoorbeeld de woningbouw te stimuleren (80.000 woningen per jaar) terwijl hierop bezuinigd moet worden? Sommige maatregelen lijken de prioriteiten zelfs negatief te beïnvloeden, zoals het streven naar een eco-efficiënte economie terwijl de energie-premieregelingen worden afgeschaft.

Gratis advies van Priemus

Ook de Nota Ruimte die de minster voor 2004 heeft beloofd, zal zich richten op hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid, samengevat in ‘sterke steden en een vitaal landelijk gebied’. ‘Je hebt zo toch wel heel Nederland te pakken’, aldus Priemus. Maar de voornemens die in de VROM-begroting gepresenteerd zijn, roepen volgens hem veel vragen op. Zoals het voornemen de steden te vitaliseren en anderzijds te bezuinigen op het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Voor dit jaar wordt hiervoor nog 626 miljoen euro uitgetrokken. In de jaren daarna wordt hierop gekort om uiteindelijk uit te komen op een budget van 370 miljoen. Of wat te denken van het voornemen van VROM om fors op de uitgave voor de huursubsidie te bezuinigen en tegelijk de corporaties de mogelijkheid te geven meer marktconform te werken, mits er een waarborg is voor de lage huren. Priemus vroeg zich af of corporaties in de toekomst soms huursubsidie moeten gaan verstrekken, en zei nieuwsgierig te zijn naar de concrete voorstellen.

Hij pleitte daarom voor het stellen van zinnige prioriteiten en gaf de overigens niet aanwezige minister een paar adviezen. Als eerste stelde hij voor de niet-realistische taakstellingen van de vorige VROM staatssecretaris Remkes – 100.000 nieuwe woningen per jaar, waarvan 30% door particuliere opdrachtgevers gerealiseerd moeten worden, 30.000 woningen per jaar slopen en 50.000 corporatiewoningen verkopen – overboord te zetten. ‘Dat kost niets en lost veel op.’ Als tweede pleitte hij voor een decentrale processturing naar tijd en plaats. Geen bestuurlijke kerncijfers meer voor het hele land, maar lokale trend en taakstellingen.

Minder regels?

Priemus had zijn twijfels over het effect van het als wondermiddel gepresenteerde ‘minder regels’. Hij stelde dat het opschonen en stroomlijnen van de regels natuurlijk nooit kwaad kon, maar dat een aantal van de regels omwille van de veiligheid en gezondheid toch echt zinvol en noodzakelijk zijn. Daarnaast bestaat een aanzienlijk deel van de regels uit zogenaamde Euroregels, regels gemaakt door het Europese parlement en die het kabinet niet kan wijzigen noch schrappen. Het effect van het snoeien van de regels zou dan ook minder groot zijn dan men doet geloven en zou pas op langere termijn merkbaar zijn.

De ingewikkelde regelgeving is volgens hem deels te herleiden tot het restrictieve beleid dat het Rijk voerde ten tijde van de VINEX-operatie. Een wezenlijk onderdeel van dat proces was de belofte van het Rijk aan de ontwikkelaars dat er een restrictief grondbeleid zou worden gevoerd, zodat de VINEX-locaties niet behoefden te concurreren met de gemakkelijker te ontwikkelen locaties. Dit deel van het beleid is goed gelukt, concludeerde Priemus opgetogen. Hij was het dan ook eens met de stellingname van VROM om de groene contouren te handhaven, de rode af te schaffen en een einde te maken aan het restrictieve beleid. Er zou een nieuwe verwevenheid moeten komen tussen stad en land en het idee van de compacte stad dient herzien te worden. Dick Tommel (staatssecretaris VROM 1994-98) verzette zich tegen dit voorstel. Hij stelde dat een vitale stad in combinatie met een levendig platteland niet mogelijk is. In de toestand van een levendig platteland zou de stad leeglopen, ISV zou dan weggegooid geld blijken.

Grotestedenbeleid

Het debat dat op de inleiding van Priemus volgde, was het felst waar het ging over de vitale stad. Willem van Leeuwen (voorzitter Aedes verenigingen van woningcorporaties) stelde dat woningcorporaties geen ISV-gelden ontvangen en dat het dan ook onzinnig zou zijn om de bezuinigingen op de corporaties af te wentelen wanneer daar niets tegenover zou staan. De bezuiniging op de ISV-gelden vormde volgens hem echter niet de grootste bedreiging voor het welslagen van de stedelijk vernieuwing. Veel bedreigender zijn de bezuinigingen die VVD minster Hoogervorst (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) voorstelt, omdat deze de sociale pijlers ondermijnen. Als voorbeelden noemde hij het ‘hakken’ in de reclassering en in opvang van junks. Arend Hilhorst (wethouder Ruimtelijke Ordening, Stedelijke Ontwikkeling en Wonen in Den Haag) viel Van Leeuwen bij.  De korting op de huursubsidie en het vergaand verminderen van de subsidies voor ID-banen (voorheen Melkert-banen) zouden van grotere invloed zijn op het welslagen van de stedelijke vernieuwing dan de bezuinigen op de ISV budgetten. Ook Tommel maakte zich grote zorgen. Wanneer corporaties mede of grotendeels verantwoordelijk worden voor de stedelijke vernieuwing, betekent dat volgens hem dat de huurders het zelf moeten betalen, de eigenaar-bewoner lift gratis mee. Tommel voorspelde dan ook de afbouw van de hypotheekaftrek, wat volgens hem de leegloop van de stad verder zou bevorderen. Wie wil immers meer betalen voor woningen in een omgeving die er niet prettiger op wordt?

Priemus pleitte voor één nota Ruimte én Mobiliteit, daarin gesteund door de meeste debaters en begeleid door uitspraken als ‘de dames schijnen het goed met elkaar te kunnen te vinden, dat is vroeger wel anders geweest’. Gezien de sombere toekomstverwachtingen van onder meer Hilhorst, Van Leeuwen en Tommel is een ‘Ménage à trois’ misschien wenselijker.