Alles aan Hugh Maaskant was groot, zo niet groots: hijzelf was meer dan twee meter lang, zijn oeuvre omvat duizenden gebouwen en het grote vermogen dat hij aan het eind van zijn leven had vergaard, heeft hij gebruikt voor de instelling van de grootste architectuurprijs van Nederland. Michelle Provoost schreef haar proefschrift over hem.
Het lijvige boek is zowel een monografie over zijn werk, biografie van zijn werkzaam leven en plaatst Maaskant en zijn architectuur in een historische context. Provoost begint met een nogal verdedigende inleiding; alsof de publieke opinie nog steeds tegen Maaskant zou zijn. Ze start met alle kritiek die Maaskant te verduren kreeg en neemt het vervolgens voor hem op door zijn kwaliteiten te roemen.
Na de positiebepaling van Maaskant in de inleiding volgen projectbesprekingen, doorspekt met commentaren van tijdgenoten in de toenmalige vakbladen. Het boek voert ons langs gebouwen die stuk voor stuk een belangrijke markering in zijn omvangrijke oeuvre vormen. Ook die verschillende projecten worden voornamelijk in hun context besproken en pas in tweede instantie als bouwwerk beschreven.
Huig (Hugh) Aart Maaskant kwam in 1934 op 27 jarige leeftijd bij Wim van Tijen werken en werd drie jaar later al zijn compagnon. In de jaren tot de oorlog bouwden ze samen onder meer het Agathahuis (Oostvoorne), de Kralingse Plaslaanflat (Rotterdam) en het Nationaal Luchtvaart Laboratorium (Amsterdam).
Tijdens en na de oorlog was hij nauw betrokken bij de wederopbouw van de Rotterdamse binnenstad, maar bijvoorbeeld ook bij de aanleg van de Spaanse polder. Hiervoor ontwierp hij niet alleen enkele gebouwen, hij bemoeide zich ook met de organisatorische en stedenbouwkundige opzet van dit bedrijventerrein. Maaskant verdiepte zich daarvoor in bedrijfshuisvesting elders ter wereld en ondernam de nodige studiereizen naar onder meer Engeland en de Verenigde Staten. Met name zijn ervaringen in de Verenigde Staten legde de basis voor de vele Amerikaanse opdrachtgevers die hij later tot zijn klantenkring mocht rekenen waaronder beroemde ondernemers als Samuel Johnson en Conrad Hilton.
Het einde van het tijdperk Maaskant kenmerkt zich door de bouw van ‘corporate sculpturen’ zoals Provoost ze noemt. Johnson Wax, Rivierstaete en het Adriaan Volkerhuis. Monumentale gebouwen voor ‘het kapitalisme’. Vooral het Provinciehuis in Den Bosch zette kwaad bloed bij de linkse intelligentsia en Maaskant werd na 1968 afgedaan als architect van de schijndemocratie, zijn architectuur als fascistisch. Na het Provinciehuis hield hij ermee op en ging, overigens zonder enige verbittering, met pensioen.
‘U moet niet vergeten, heren, alle mooie theorieën van architecten eindigen als ze gaan bouwen, dan gaat men toch gevoelsmatig…ik bedoel, er zijn in het leven twee dingen, het verstand en het gevoel, maar het verstand is altijd een eiland in de zee van het gevoel, men beslist gevoelsmatig, alle theorieën stoppen op hetzelfde moment dat je gaat ontwerpen.‘
Ondanks dat Maaskant volledig buiten het theoretische circuit opereerde, had hij toch grote bewondering voor architecten die op theoretisch niveau een bijdrage konden leveren aan het vakgebied. Dat was aan het eind van zijn leven reden voor hem om een deel van zijn vermogen te besteden aan de oprichting van de Rotterdam Maaskant Prijs voor ‘diegene die zich in wetenschappelijke, docerende of publicistische aard verdienstelijk heeft gemaakt voor het vak’. Velen hopen deze prijs nog eens te winnen. Michelle Provoost is dat, samen met het collectief Crimson, al gelukt.
Hugh Maaskant Architect van de vooruitgang is een prachtig boek geworden. Gebonden in een harde kaft, met prachtige afbeeldingen en prettig leesbaar opgemaakt. De voetnoten in oranje gedrukt, zodat ze ondanks een relatief grote en dus leesbare letter niet afleiden van de hoofdtekst. De (grotendeels) zwart-wit foto’s brengen de sfeer van de tijd waarin Maaskant leefde en werkte goed over. Hooguit zou je iets kunnen opmerken over de glimmende bladzijden, die onder een leeslampje soms voor net iets te veel schittering zorgen. Maar daardoor komen de zwartwitfoto’s wel weer optimaal tot hun recht. Met name de jaren ’50 en ’60 spetteren van de bladzijden. De overzichten achterin maken het een prima naslagwerk en de volledige lijst met werken maakt het boek bovendien uitstekend geschikt voor excursies.
De vele bedrijfsverzamelgebouwen die Maaskant na de oorlog bouwde, zijn gebaseerd op een concept dat al in de jaren dertig door de gemeente Rotterdam was ontwikkeld. De voorgenomen sanering van de binnenstad en het realiseren van verzamelgebouwen stond al langer op het programma. Het bombardement maakte het echter noodzakelijk om in korte tijd vele bedrijfsverzamelgebouwen daadwerkelijk te realiseren met het Groothandelsgebouw als beroemdste, maar zeker niet het enige resultaat.
Maaskant was een van de weinige architecten die de industrie en haar fabrieken als een architectonisch opgave zag. Zijn toewijding aan de vormgeving van industriegebouwen zorgde ervoor dat hij, met name in Rotterdam en in Brabant, vele fabrieken en bedrijfsverzamelgebouwen heeft ontworpen; Rotterdam was een groot deel van haar bedrijfsruimte door de oorlog kwijtgeraakt en Brabant transformeerde in die periode van een achtergebleven, voornamelijk agrarisch gebied in een voortvarende industriële gemeenschap. Het Tomado huis in Dordrecht, met zijn wonderen van technisch vernuft, vloeide voort uit die opdrachtenstroom.
Nieuwe fabrieken vroegen ook om nieuwe woningen voor arbeiders. In niet minder dan vijf jaar tijd bouwde Maaskant in het kader van ‘Continubouw Brabant’ 5.000 woningen, de grootste woningbouwopdracht van Nederland. In totaal zou hij tussen 1952 en 1967 zo’n 15.000 (!) woningen realiseren.
Daarnaast bouwde hij ook nog 50 scholen voor de babyboomgeneratie. Opvallend detail is dat hij deze scholen in eerste instantie niet voor de gebruiker, maar voor bouwbedrijf Zwolsman tekende. Deze won er een door de overheid georganiseerde prijsvraag mee en mocht de scholen uiteindelijk bouwen.
Met de wederopbouw en de toegenomen welvaart kwam eind jaren ’50, begin ’60 ook de massarecreatie op gang. Massaal stapte men in het weekend in de auto een tochtje naar de Euromast of een bezoek aan de pier van Scheveningen. Beide werden vormgegeven door Maaskant, die zijn neus niet ophaalde voor dergelijke ‘volkse’ attracties.