Na het succes van vorig jaar herhaalt ARCAM dit seizoen de formule ’theatrale architectuurlezingen’ waarin architecten vertellen over hun fascinaties. De nieuwe reeks startte maandag 15 september in Theater de Brakke Grond (Amsterdam) met Moshé Zwarts van het bureau Zwarts & Jansma Architecten. Een mooie opening, volgens Jeroen van Mechelen, want zoals menig gewaardeerd architect is ook Moshé Zwarts een echte storyteller.
Men kan dan ook wel zeggen dat Moshé Zwarts (Haifa 1937) deze avond echt de kans heeft aangegrepen een stevig beeld weg te zetten van de man Zwarts. In één avond van babyfoto, door 1e schoolrapport, beroepskeuzetest, student, lector, onderzoeker, criticaster, naar heden architect, eminent grise en gelukkig man. De cirkel is rond, de constructie Zwarts staat. Mooie opbouw. Echter, het verhaal was toch wel erg lang wat altijd uitdaagt om de rammelende details nog eens extra te testen.
Het is buitengewoon lastig een verhaal over jezelf te houden, zeker als je al zoveel hebt gedaan. Een gewaarschuwd man telt echter voor twee en op de hangbrug boven de kloof tussen verleden en heden dient men niet te lang te verpozen. Uiteindelijk is het een architectenreeks en wil men weten hoe de architect tot zijn uiteindelijke werk komt. Het proces van ontplooiing van peuter naar puber en de perikelen tussen Van den Broek en Berghoef zijn dan wellicht wat minder interessant. Ook voor goeddeels eigen publiek. Maar het alles kunnen verklaren ligt in de aard van Zwarts die niets heeft met mystificatie, en ogenschijnlijk wel iets met opengewerkte details. De boeiendste details die avond waren, naar mijn mening, de filmpjes van de vrije vorm- en constructie-experimenten. De zeggingskracht en potentie van de getoonde principes zijn uiterst intrigerend en helaas onderbelicht in het nieuw gepubliceerde bureauboek. Ze lijken zo toch meer een vrije oefening in plaats van projectgerelateerde of projectsturende voorstudies.
Er rijst gedurende de avond dan ook een gevoel van discrepantie tussen deze vrij bewegende bon-vivant en de suggestie van architect-wetenschapper. Het is dit vervaagde beeld tussen uiterste precisie en het regelmatig terugkerende 'wel leuk' wat soms irriteert. Het nieuwe, overigens goed verzorgde boek, is eveneens als een 'bescheiden lofzang' opgezet. Opvallend is wel dat foto's van Zwarts zelf nogal vaak in presentatietekeningen opduiken. Het is misschien wel grappig maar het roept bij mij de vraag op: Wat wil men eigenlijk met dit beeld communiceren? Precisie of 'wel leuk'?
Het zijn deze tegenstrijdigheden die het tijdens de lezing moeilijk maken om te bepalen waar Zwarts nu precies staat. Hij wil niet vernieuwend zijn maar wel vernieuwen, geen wetenschapper zijn maar ook zijn ontwerpen niet mystificeren. Het middel is wiskunde maar al zijn helden zijn vormgevers… Hij is niet zoals Koolhaas in de eeuwige vlucht voorwaarts, maar hij heeft evenmin één duidelijke missie. Hij is tegen godsdienst maar opeens is, in geval van een opdracht, een moskee ook maar een gebouw. Openheid of opportunisme? Wellicht zijn hierdoor de projecten in hun inmiddels indrukwekkende oeuvre soms briljant, soms wat zoutloos.
De bescheidenheid en het vermogen tot relativeren lijkt dus tegelijk de kracht alsook de zwakte van Zwarts en het bureau. Misschien vragen de meeste van de projecten om een 'intelligent voorzien' in plaats van een tour de force. Anderzijds verwacht je, kijkend in het nieuwe boek, een meer uitgesproken overweldigend vernuft of een gepaste mystiek.
Het is lastig kritiek te hebben op de combinatie van, zoals Hans Ibelings het noemt, 'pragmatisme en plezier'. Misschien is het enkel de wens van het publiek, om een subversieve hoogdravendheid te verwachten van een bureau dat succesvol meedraait in de top van Nederland. Het enige wat hierin wellicht geruststelt is de waarneming van Philippe Samyn die constateert dat 50% van hun werk niet gebouwd wordt. Hierin schuilt voor wie wil een stil extremisme en non-conformisme dat hoort bij architectuur op dit niveau.