Recensie

De stad stroomt

‘De stad stroomt’ is een architectuurmanifestatie, georganiseerd door het Nijmeegs Architectuurcentrum, Lux, dagblad de Gelderlander en de gemeente Nijmegen zelf om de aanstaande Nijmeegse stadsuitbreiding, de zogenaamde ‘Waalsprong’ opnieuw vanuit een open perspectief te bekijken. Debatten, films, workshops en stadswandelingen moesten de stad en het te veroveren gebied aan de overzijde nader tot elkaar brengen.

Nijmegen is, net als Arnhem gelegen op een stuwwal langs een rivier en kijkt al eeuwen uit op het aan de overzijde gelegen laagland van de Betuwe. Vreemd genoeg is er nooit een hechte relatie ontstaan tussen de twee steden en het stromengebied van de Betuwe. Beide steden, verenigd in het KAN (Knooppunt Arnhem Nijmegen), zijn genoodzaakt de komende jaren uit te breiden en zoeken naar een 'uitbreidingsscenario' dat zowel aansluit bij hun eigen identiteit maar ook bij de oude Betuwekernen die ze langzaamaan omsluiten of met zachte hand annexeren.

Arnhem heeft voor de Vinexlocatie Schuytgraaf een stedenbouwkundig plan laten ontwikkelen door KCAP waarin de verkaveling is geënt op de oude historische verkaveling en waterlopen van het gebied. Nijmegen is nog niet zover in haar planontwikkeling maar lijkt, net als Arnhem ook gevoelig voor de sentimenten die de oude kernen beroeren. Dorpen als Elst, Valburg, Lent en Oosterhout willen voornamelijk een dorp in het Betuwse 'groen' blijven.

Sprekers op de eerste twee avonden van de manifestatie die in september plaats vond,  waren Kees Christiaanse (stedenbouwkundige), Ashok Bhalotra (stedenbouwkundige), Dirk Frieling (stedenbouwkundige), Han Meyer (hoogleraar stadsontwerp), Lodewijk van Nieuwenhuijze (landschapsarchitect) en Stefan Metaal (stadssocioloog).

De variaties aan mogelijkheden, theorieën en stellingen die deze avonden passeerden, varieerden van een geconcentreerde stedelijke bebouwingstypologie tot fragmentatie en verstrooiing. In die zin werd er 'open', bijna vrijblijvend gekeken naar het plangebied. Kees Christiaanse, Han Meyer en in zekere mate ook Dirk Frieling slaagden er nog het best in om argumenten en ingrediënten aan te wijzen die het mogelijk zouden maken om een helder en inzichtelijk plan te formuleren. Elk van hen formuleerde een reeks van voorwaarden die, mits goed toegepast, een herkenbaar profiel aan een stedenbouwkundig ontwerp verlenen. Een helder geprofileerd en vooral toetsbaar programma dat inzichtelijk is en waarin de onderdelen duidelijk herkenbaar zijn en elkaar versterken. Daarnaast waren zij ook in staat om verder te kijken dan alleen de vraag 'hoe komt Nijmegen aan de andere kant?'. Zowel de ligging van Nijmegen in de KAN-regio als de interregionale verhoudingen werden meegewogen in hun argumentaties.

Ashok Bhalotra leek zich juist te wapenen tegen inzichtelijkheid en tegen een toetsbaar programma. Zijn dichterlijke slogans: 'de ingenieur van de toekomst is een dichter; water is vloeibare tijd' en 'de sky is not the limit, land is!', doen het ergste vermoeden, zeker als daarop de leuzen 'toon lef' en 'maak originele fouten' aan het gehoor werden meegegeven alsof hij op voorhand 'de nieuwe kleren van de keizer' aan de stad Nijmegen wil slijten! Zijn oproep tot dichterlijke vrijheden klinkt misschien aanlokkelijk maar werpt geen nieuw licht op dit gevarieerde gebied. Het is hoogstens een weerslag van een ontwerpmentaliteit.

Lodewijk van Nieuwenhuijze zat als enige landschapsarchitect in het panel van sprekers. Hij beperkte zijn inbreng tot de problematische waterhuishouding van de Waal en de mogelijke scenario's om dat de komende decennia te kunnen ondervangen. Toch sloten zijn land plus water scenario's aan bij de stelling van Han Meyer, om de bodemgesteldheid en de eigenheid van het landschap te hanteren als voorwaarden van ontwikkeling in plaats van deze door techniek te effenen en daarmee te ontkennen.

Op de vraag van de voorzitter welk van de drie waterscenario's zijn voorkeur had kwam echter een heus ingenieursantwoord: 'maakt me eigenlijk niet uit…' Zo'n antwoord bevreemdt enigszins in een manifestatie als deze, waar visie en profilering toch het einddoel zijn.

De workshops leverden, ondanks de korte uitwerktijd van een avond, een aardige aanzet voor het slotdebat. In alledrie de uitwerkingen waren de ideeën van de eerdere sprekers verwerkt. Onder de hoede van beeldend kunstenaar Wim Korvinus, publicist Ton Verstegen en architect Martin Paul Neys werden drie scenario's uitgewerkt. Wim Korvinus bracht de optie in van een bebouwde Oosterhoutsedijk. Een mogelijkheid waarbij de rest van het Betuweland onbebouwd gelaten zou kunnen worden. De groepen van Ton Verstegen en Martin Paul Neys hadden een uitwerking die meer naar clustering en verstrooiing neigde. Zo zou Lent zou in de varianten van Ton Verstegen een dorpscentrum blijven waaromheen een ring van nieuwe uitbreidingen, die afwisselend een stedelijk woonmilieu, een industrieel of groen karakter of een watermilieu zouden krijgen.

In het debat naar aanleiding van de gepresenteerde voorstellen volgde bleef echt vuurwerk uit, maar uit reacties bleek wel dat de panelleden, Paul Depla (wethouder te Nijmegen), Jan Walraven (gemeente Overbetuwe), KAN voorzitter Jaap Modder en publicist Jaap Huisman, zich terdege bewust waren van de gevoeligheden en tegenstrijdige wensen die de verschillende sprekers en workshopuitwerkingen al eerder hadden kenbaar gemaakt.