Opinie

Een Moderne Mythologie van de Stad

Street-art ontwikkelt een nieuwe mythologie voor de stad, zo stelt Wilfried Hou Je Bek. De dagen van de conformisten die durven te spreken van vandalisme zijn geteld.

1. stak

2. ewos

3. influenza: fingerprints as corpusdelicti

4. mores

5. stickit gallery

De gewone kunsthistorie zal de street-art zoals die op dit moment  van Melbourne tot Rotterdam & van Kaapstad tot Mexico Stad wordt aangebracht, situeren ergens in het schemergebied waar de bravoure van de graffiti schrijver & het zelfbewustzijn van de galeriekunst elkaar ontmoeten. Waar de graffiti canvassen van begin jaren ’80 nauwelijks houdbaar bleken toen deze in het museum belanden, daar slaagt de street-art van vandaag er zeer wel in om inhoudelijk genoeg te bieden te hebben om ook in het galerie circuit staande te blijven. Dat deel van de graffiti scene dat zich artistiek wilde vernieuwen heeft van haar voorgangers geleerd dat de visuele kwaliteit van graffiti mede bepaald wordt door haar context als illegaal verschijnsel in het straatbeeld. Geholpen door de alternatieve visies op beeldcultuur die een keur aan vormgevers,  kunstenaars & gesjeesde stijlgoeroes, zich het medium van de graffiti toeeigenenden om aan de betutteling van het officiële kunstbedrijf te ontsnappen, ontstond zo de huidige street-art, een hybride die zich aan alle omstandigheden weet aan te passen.

Dit is een min of meer correcte weergave van de ontwikkeling van de street-art in de afgelopen 2-3 jaar, maar het belangrijkste component van het street-art fenomeen is echter niet het esthetische, maar het kritische aspect ervan. In een stedelijke omgeving waarin de publieke ruimte wordt gedomineerd door de platheid van de commercie & door de overheid gesubsidieerde ‘goede smaak’, neemt met de street-art het geweten van de massacultuur wraak op zowel de onderbuik als op de cerebrale cortex van de cultuurproductie.

Maar street-art afdoen als een kritiek van de straat op de planners ervan is te eenvoudig, wat street-art belangrijk maakt is dat de makers ervan, al dan niet bewust, een nieuwe mythologie voor de stad ontwikkelen.

Waarop anders dan op het straatbeeld zou een moderne urbane mythologie zich moeten concentreren. Op straat speelt zich in alle openbaarheid de eeuwige strijd tussen goed & kwaad zich af. Dat is de strijd tussen mooi & lelijk, tussen stijl & smakeloosheid. Een strijd die woordeloos verloopt & zich bedient van logo’s & symbolen als amuletten tegen het ongewisse. Street-art is een extern bewijs van die theorie die stelt dat steden alleen maar kunnen ontstaan door het architectonisch opspuiten van surpluskapitaal, het bevestigen van status.

Mythologie als een proces van zingeving ontstaat niet op commando, maar spontaan, wanneer oude verklaringen niet langer afdoende zijn. Zoals alle dingen die uit het niets lijken te verschijnen is het sceptisch over de grote verhalen & alles verklarende antwoorden die voorheen als vanzelfsprekend werden geaccepteerd. De wijsheid van de grote meesterplanner opererend vanuit een onaantastbare toren is niet langer heilig & een animistisch universum ontstaat: muren blijken te kunnen praten, afgesloten tunnels hebben last van spoken, verkeer wordt ontregelt, straatmeubilair hergebruikt, status symbolen onteert & de satelliet van de cartograaf wordt misleidt met optische trucs. Natuurlijk zijn er dan conformisten die durven te spreken van vandalisme, maar hun dagen zijn geteld.

Ook in de Duitse romantiek was het opvoeren van een nieuwe mythologie een sleutelmotief. Hölderlin begint zijn epos Hyperion, één van de hoofdwerken van die tijd, met een waarschuwing aan de lezer: “Wie alleen maar ruikt aan mijn plant, kent ze niet; en wie ze plukt, uitsluitend met het doel, er bij te leren, kent ze ook niet”. Met street-art is het niet anders & ook het onderliggende doel is hetzelfde: het vinden van een positie in een wereld die je vijandig is.