Twee fotografen, die wat betreft techniek niets met elkaar te maken hebben, maar wat betreft onderwerp alles. Lou Reed en Armin Linke maakten foto’s van de menselijke habitat.
Twee fotografen, de één werkt regelmatig voor modeblad Vogue en de ander zit bij een kleine uitgeverij waar modeontwerper Karl Lagerfeld de inhoudelijke scepter zwaait. De één heet Armin Linke, beroep fotograaf, de ander heet Lou Reed, beroep popster. Linke is 37, Reed is inmiddels de 60 gepasseerd. Lou Reed fotografeert met zijn hart, Armin Linke fotografeert met een aan wetenschap grenzende nauwgezetheid en genuanceerdheid. Linke brengt ons beelden vanuit de hele wereld, waar op te zien is wat voor soort transformaties daar op dit moment aan de gang zijn. Lou Reed reist ook, maar bij hem lijkt het doel veeleer een ode te brengen aan New York als ‘stadsjungle’ bij uitstek. En daar heeft Reed foto’s van roofvogels, leeuwen en een olifant bij nodig. Linke laat vooral zien waar het zoog/roofdier mens toe in staat is, met alle gevolgen van dien. Waar wonen wij? Overal. Wat doen wij om ons doel te bereiken? Alles. De boodschap: de mens zorgt slecht voor de aarde en is dus slecht voor zichzelf, maar dat is geen nieuws. Het nieuws zit hem in het simpele feit dat deze twee heren hun visie met ons willen delen en daar door de fotografische taal die ze hebben gekozen heel goed en direct in slagen. Is dat niet de essentie van kunst: een persoonlijke emotie of een mening dusdanig vormgeven dat hij voor derden navoelbaar wordt? Twee fotografen, twee boeken, twee keer raak. Of u de ene beter vindt dan de andere, dat, dames en heren, is een kwestie van smaak. De een wil z’n koffie zwart, de ander met melk en suiker.
Foto’s als lied
Eerst de zwarte koffie: Lou Reed. Reed noemde zichzelf ooit al een rock ‘roll animal, een leeuw met passie, maar de meest directe rocktaal over de stad als wildernis komt van zijn collega’s The Cramps: ’the city is a jungle and i’m a beast, i’m a teenage tiger looking for a feast’. Deze tekst is bijzonder relevant bij het werk van Reed. Hij heeft in zijn tweedelige boekwerk – een klein blauw boekje, getiteld ‘actions’, zit gevat in een groter gouden boek, getiteld ‘emotions’ – vooral foto’s van de stad (New York, maar dat staat nergens bij) en dieren of natuur geplaatst. De stadsfoto’s worden om de dubbele pagina afgewisseld met veel abstractere foto’s van natuur. Zo ontstaat er een filmische sequentie die erg veel weg heeft van een rocksong. Het boek begint met een intro, dan volgt een serie bestaande uit couplet, refrein, couplet, refrein, vervolgens komt een bruggetje (een intermezzo), en dan tenslotte de finale. Lou Reed heeft zo invloed op het tempo waarmee de lezer de pagina’s moet omslaan, er ontstaat een duidelijk ritme. En dat heeft een geweldig effect. Daar komt bij dat hij ook in z’n foto’s – ze zijn vaak ‘bewogen’ – tijd probeert weer te geven. En door foto’s negatief of ondersteboven af te drukken wordt de dag tot nacht en de hemel tot achtbaanssnelweg. Lou Reeds diapositieve afdruk van een olifant laat het beest van binnenuit schijnen als een lampion en de oerkracht van dit ‘animal’ komt zo nog beter tot uitdrukking. Zijn foto’s bewijzen, door de combinatie van de stad en de ‘echte’ jungle, dat de aantrekkingskracht van de stad inderdaad in het onverwachte schuilt, in het gevaar. De stad is als een wild beest dat plotseling met alle kracht recht op je afkomt. The Cramps: ‘you better duck, when I show up, the goo-goo-muck’.
Unheimisch
Dan de koffie met melk en suiker. Armin Linke is een topfotograaf, die al z’n foto’s zorgvuldig kadreert, styleert en natuurlijk zorg draagt voor een superstrakke prints. Wat betreft onderwerpkeuze en benadering zit hij een beetje tussen Martin Parr (zoals de foto van het bekende overdekte stuk zeestrand in Japan) en Andreas Gursky in (panoramafoto’s waarop sporen van menselijke activiteit te zien zijn). Maar Linke ziet zijn werk veel meer als verslaglegging. Hij heeft op dit moment zo’n 30.000 rolletjes volgeschoten, waar hij steeds weer andere selecties uit maakt om zijn wereldbeeld aan ons door te geven. Linke schiet zijn platen overal ter wereld, en houdt nauwkeurig bij waar hij precies stond. Hij registreert schijnbaar emotieloos de meest ridicule toestanden, of dat nu bebouwd of (nog) onbebouwd gebied betreft, en ongeacht of de handeling in een buiten- of binnenruimte plaatsvindt. Maar juist door die afstandelijke vastlegging bekruipt de beschouwer een unheimisch gevoel – en dan bedoel ik het tegenovergestelde van huiselijk gezellig. Linke’s opvatting over Nederland sluit daar naadloos op aan: ‘huizen als LEGO-blokjes op door dijken gewonnen land’. Om zijn mening kracht bij te zetten eert hij Holland met een foto van een aantal huizen in aanbouw bij de Oosterscheldedam. Het begrip ‘unheimisch’ is zo perfect geïllustreerd. Is dat nu onze veel geroemde ruimtelijke ordening? Nederland heeft zijn beste tijd gehad.