Feature

Woningbouw volgens Neave Brown

De Engelse Neave Brown, ontwerper van het woningbouwcomplex Alexandra Road in Londen, gaf 2 november een lezing in Eindhoven over laagbouw in hoge dichtheid, openbare ruimte, en het cruciale belang van het architectonisch element.

Neave Brown studeerde aan de AA in Londen. Net als voor vele andere studenten waren de ontwerpen van Le Corbusier voor Brown object van studie. Met name het gegeven van het tabula rasa waarbij het verleden werd verruild voor een nieuwe moderne samenleving, sprak tot de verbeelding – van modernisme in architectuur en beeldende kunst was in het Engeland van voor de oorlog nauwelijks sprake.

Londen na de oorlog was namelijk een overbevolkte, vuile stad. Veel oorlogsbeschadigingen waren nog niet hersteld en het krotten-opruim-programma dat al dateerde uit de jaren tien was vanwege de twee wereldoorlogen en een economische depressie, nog niet tot uitvoer gebracht. Londenaren die konden trokken weg en hun plaats werd ingenomen door immigranten uit de Britse koloniën. De Engelse woningbouwopgave was daarom zowel kwantitatief als kwalitatief, waarbij het kwalitatieve grotendeels betrekking had op het vormgeven van de openbare ruimte. Het organiseren en vormgeven van de openbare ruimte met behulp van huizenblokken behoorde tot de Engelse stedenbouwkundige tradities. En hoewel de individuele woning een onderschikte positie inneemt in dit geheel, is er een sterke relatie tussen openbare ruimte en de woning. Het is een vorm van egalitaire woningbouw aldus Brown. Rijkere mensen wonen wel in grotere woningen aan bredere straten en pleinen, maar de vormgevingsprincipes verschillen niet van de principes die werden toepast bij de minder rijke zijstraten: lange woningblokken met verschillende soorten architectonische elementen die voor geleding en ritme zorgden.

De vraag naar kwantiteit resulteerde in de jaren vijftig en zestig vooral in de bouw van hoge flats. Midden jaren zestig ontstond steeds meer weerstand tegen deze oplossing. De regering, net als in Nederland, stimuleerde experimentele woningbouw. Het werken voor een planningsafdeling van een borough, was voor veel jonge architecten dan ook de kans om hun sociale en architectonische ideeën te realiseren. Met name de planningsafdeling van de  borough van Camden waar Brown in 1965 kwam werken, ging op zoek naar mogelijkheden van laagbouw in hoge dichtheid. Een van de eerste projecten waarbij dit werd gerealiseerd was een project op Fleet Road (1967-1977).  Hiervoor ontwierp Brown een ingenieus schema waarbij privé en openbare ruimten met elkaar verweven waren.

Brown was 35 jaar toen hij in 1969 begon met het ontwerpen aan – naar wat later zou blijken – het belangrijkste en meest controversiële gebouw uit zijn carrière: Alexandra Road in Londen. Met Alexandra Road realiseerde hij binnen de Engelse stedenbouwkundige traditie een modernistisch wooncomplex waarin het woonprogramma naadloos overgaat in de overige functies en waar privé en openbare ruimte met elkaar verweven zijn.

De borough had 6,6ha grond verworven dat gelegen was aan een spoorweg. Behalve dat op dit stuk grond 520 sociale huurwoningen moesten komen voor 1660 mensen, moest er een park komen van 1,6 ha., voorzieningen als een school, een gemeenschapscentrum, een school voor geestelijk gehandicapte kinderen, een garage, en een huis voor oudere gehandicapten. Men streefde zoveel mogelijk naar overlap van het sociale programma: de jeugdclub gebruikte het schoolplein en de keuken van de school kon ook door het gemeenschapshuis worden gebruikt.

Binnen de planningsafdeling kreeg Brown een eigen bureau met staf en nagenoeg carte blanche. Het grootste probleem waar Brown naar eigen zeggen in de ontwerpfase mee te maken had, was de vraag hoe je geleding aanbrengt in een lang woningblok. Net als complexen die een paar eeuwen eerder waren ontworpen, koos hij voor een groep elementen die in verschillende ritmes herhaald werden: de trappen als belangrijkst element, de dikke betonelementen en de plantenbakken zorgden voor de overige geleding. De openbare ruimte en de wijze waarop deze verbonden is met de woning is volgens traditie. Het hele terrein wordt ontsloten door twee hoofdwandelpaden – auto’s worden direct de garage ingeleid. Een pad loopt door het park en het andere wordt aan weerszijde begrensd door woningen die ieder een eigen voordeur aan de straat hebben.

Nog voordat Alexandra Road was opgeleverd begon het bestuur van de borough zich in te dekken tegen protesten en een mislukking. De borough startte bij voorbaat een onderzoek en Ken Livingston zweerde dat als het aan hem lag, Brown nooit meer iets zou bouwen. Woonwensen onderzoek was namelijk inmiddels gewoonte geworden maar de plattegronden in Alexandra Road waren zonder enige inspraak tot stand gekomen. Brown vond en vindt inspraak namelijk onzinnig. Het inwilligen van bewonerswensen levert volgens hem meestal geen goede plattegrond op, in tegendeel. De bestuurders waren ook bang dat er ‘Amerikaanse toestanden’ zouden ontstaan; daar hadden grote anonieme sociale woningbouwcomplexen in de steden te maken met vervuiling, criminaliteit en ander leed. Brown en zijn team begonnen een tegenoffensief door middel van voorlichting aan de toekomstige bewoners en gebruikers. Uiteindelijk bleek het complex geslaagd en woonden mensen er met veel plezier.

In Eindhoven staat nu een ‘Alexander Road-achtig’ complex genaamd Medina met vrije sectorwoningen, winkels, ateliers en een garage. Acht jaar geleden begon Brown met het ontwerp. Een groot hoog gebouw vormt de barrière tussen een grote doorgaande weg en  de achtergelegen buurt. De geleding van dit grote gebouw vindt ook hier weer plaats door middel van sterke architectonische elementen waaronder plantenbakken en houten pergola’s. Ondanks alle typische Brown elementen, en de rekenschap van de stedelijke context mist Medina iets essentieel: de verwevenheid tussen openbaar en privé. Alexandra Road, hoewel nu enigszins sleets, blijft ongeëvenaard.