Bijna twintig jaar nadat Clemens Steenbergen het initiatief nam om een ‘vergelijkende plananalyse van voorbeelden van de rationele, de formele en de picturale enscenering in de landschapsarchitectuur’ uit te voeren, is nu eindelijk de definitieve Nederlandse publicatie van dit onderzoek gereed. Een standaardwerk.
Deze definitieve versie van Architectuur en Landschap kent een lange voorgeschiedenis van deelpublicaties en -onderzoeken. De eerste studentenversie verscheen al in 1985. Clemens Steenbergen publiceerde daarna zijn proefschrift 'De stap over de horizon' over de Franse formele tuin in 1990. Paul van der Ree, Gerrit Smienk en Clemens Steenbergen publiceerden in 1992 'Italian Villas and Gardens', in 1996 gevolgd door het proefschrift van Wouter Reh over de Engelse landschapstuin 'Arcadia and Metropolis'. In hetzelfde jaar verscheen een samenvattende Engelse editie onder de titel 'Architecture and Landscape'.
En nu is er dan eindelijk de herziene, vooral met luchtfoto's en compositietekeningen uitgebreide Nederlandstalige versie. Een tocht van 400 pagina's en 400 illustraties met uitvoerige analyses van het ontwerpproces van historische tuinen en villa-landschappen uit de drie hoofdmomenten van de landschapsarchitectuur: de Italiaanse Renaissance villa's, de Franse Baroktuinen en de Engelse landschapstuinen.
Het onderzoek spitst zich vooral toe op de formele analyse van het ontworpen landschap, meer specifiek het in relatie tot een villa, buitenplaats of landhuis ontworpen landschap. De titel Architectuur en Landschap is in dubbele zin betekenisvol. Allereerst behandelt het boek meer dan dertig tuinen en de architectuur van de villa's, maar ook de analyse zelf is vooral een 'architectonische' analyse van de formele, mathematische compositie, van de ruimten en (ruimte)assen en van de architectonische elementen die onderdeel uitmaken van het landschaps- of tuinontwerp. Het compositieschema van de villa en de transformaties die het gedurende het ontwerpproces en daarna onderging wordt op dezelfde manier en even grondig als het tuinontwerp zelf gedocumenteerd en geanalyseerd en vooral de onderlinge relaties worden uitgediept.
Het onderzoek moet worden gezien in het licht van de plananalyses die op de faculteit Bouwkunde van de TU Delft vanaf de jaren zeventig een belangrijk onderdeel van het onderwijs- en onderzoeksprogramma vormden. Het gaat daarbij met name om het analyseren en beschrijven van de gelaagde samenhang tussen de ontwerpinstrumenten en -methoden; de 'landschapsarchitectonische grammatica' van typologieën en concepten. Voor wat betreft het landschapsontwerp komen daar twee aspecten bij die bij een analyse van een architectonisch object eventueel genegeerd kunnen worden; de tijd en de context. Een landschapsontwerp is altijd een transformatie in de tijd van een bestaand al of niet 'natuurlijk of gecultiveerd' landschap, verbonden met het fysieke milieu en met de topografie. Met name deze aspecten worden in het boek door een reeks van schema's en reductietekeningen uitgebreid besproken. Architectuur en Landschap is daarmee verplichte kost voor ruimtelijk ontwerpers, en niet alleen voor landschapsarchitecten. Tijd en context zijn immers aspecten die tegenwoordig door geen enkel ontwerper meer genegeerd kunnen worden.
Architectuur en landschap is overigens geen receptenboek. 'De behandelde composities zijn, in weerwil van hun typologische overeenkomsten, in veel opzichten uniek en weerstaan parafrase. Ze zijn op zichzelf niet rechtstreeks te koppelen aan een nieuwe ontwerpopgave. Maar er liggen wel ontwerpinstrumenten en experimentele vaardigheden in verborgen die ook nu nog bruikbaar zijn, mits ze op de juiste manier worden geïsoleerd van hun historische context, als inventie, met behoud van de magie.' Zo waarschuwen de auteurs in het voorwoord. Architectuur en Landschap moet in die zin worden gelezen als 'een 'openbare les' in conceptueel denken en in de kunst van het ruimtelijk ontwerpen.'
Maar ook voor niet-ontwerpers is Architectuur en Landschap een boek om van te smullen, want de auteurs beschrijven ook zeer leesbaar de ontstaansgeschiedenis, de opdrachtgevers en de ontwerpers van de meer dan dertig geanalyseerde tuinen en villa's, geïllustreerd met prachtige foto's en reproducties. Daar zitten alle klassiekers bij: de villa's Medici, D'Este en Rotonda, het Franse Vaux-le-Vicomte en Versailles, de Engelse landgoederen Benheim, Stourhead en Chatsworth, maar ook de tuinen die inmiddels onderdeel van de stadsstructuur zijn geworden zoals De Tuillerieen en Regent's Park en het Grand Design van John Nash.
Er valt eigenlijk nauwelijks een minpuntje over dit standaardwerk te noemen, of het zou moeten zijn dat noten en literatuurverwijzingen (afgezien van een algemene bibliografie) geheel ontbreken, waardoor het verder studeren op een specifiek in het boek besproken onderwerp wel erg lastig wordt. Maar wie wil kan dit gebrek ook een voordeel noemen. Voor de wetenschappelijk geïnteresseerden zijn er altijd nog de dissertaties die aan Architectuur en Landschap ten grondslag lagen.