Recensie

Ontklonteringeren van Van Klingeren

De naam Frank van Klingeren is voor eeuwig verbonden met De Meerpaal in Dronten en ’t Karregat in Eindhoven. Een recente monografie over zijn leven, werk, ideologie en engagement wijst echter op meer. Veel meer.

Uit die monografie, geschreven door Marina van den Bergen en Piet Vollaard, wordt duidelijk dat onder de kolossale betonstalenconstructies van Van Klingeren, die een doorwerking zijn van de modernistische sociale condensatoren, een architecturale vraagstelling en maatschappelijke ambitie schuilgaat. Doel is het ontklonteren: het weghalen van muren en mengen van functies waardoor openbaarheid en ontmoeting centraal komen te staan. Na lezing komt Frank van Klingeren (1919-1999) naar voren als een naoorlogs architect die als een Atlas de zwaarte van het modernisme moeiteloos boven zich torst. Dat heeft te maken met zijn opleiding als bouwkundig ingenieur, met de opdrachten die hij toebedeeld kreeg en de verwezenlijkte gebouwen. Die opdrachten waren niet het storten van duizenden kilo’s beton in uitbreidingswijken, maar het verbeelden van de maatschappelijke cultuur en de vraag welke stimulerende rol architectuur daarin speelt. Geen architectuur waarbinnen de mens een nummer en een plaats heeft, maar één in constante ontwikkeling die als volgt wordt omschreven ‘als de gebruikseisen in de tijd veranderen dan zou het gebouw mee moeten veranderen, of verdwijnen, of groeien, of krimpen. Dat betekent dat een gebouw niet af is als het opgeleverd wordt, maar dat de oplevering juist het begin is van een leven van permanente verandering onder invloed van het gebruik en de gebruikers.’ Een ambitie die architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten vandaag in tijden van instabiel maatschappijbeeld (Flexibiliteit! Integratie van functies! Publiek domein!) hartstochtelijk doodknuffelen en voorzien van allerlei -scapes

of -cores. Terwijl het voor Van Klingeren vooral ging om het ontwikkelen van een model, het zoeken en verhelpen van problemen en niet om het beantwoorden van dubieuze vragen. En daar schuilt net de les en de moeilijkheid van dit boek in.

boven: De Meerpal in Dronten

onder: Interieur De Meerpaal

Het boek geeft een intrigerende kijk in de ontwerpwereld van Van Klingeren. In een chronologisch opgebouwd verhaal dat opgehangen is aan de ‘Van Klingeriaanse thema’s’, grote aandacht voor openbaarheid en ontmoeting, integratie van functies en een architectuur die ruimte laat voor het onverwachte en verandering, houden de schrijvers een strak ritme van zeven hoofdstukken aan. De evolutie van Van Klingeren laat dat ook met graagte toe, van ingenieur die loodsen en servicestationstations ontwierp tot flexibel theater- en jeugdherbergenbouwer tot reactionaire pragmaticus die de toekomst van de collectiviteit en individualiteit in het programmatisch landschap zag. In die drie stappen bleek hij een ingenieur te zijn die zijn fascinatie voor Griekenland, technologie, kunst, literatuur en maatschappij in architectuur wist te vertalen. Dit alles binnen een maatschappij die massaal aan het heropbouwen was en waarin de ideologie van inspraak, zelfwerkzaamheid en emancipatie centraal stond. Die zeven hoofdstukken – waarin telkens visies en ontwerpen verweven worden met maatschappelijke, bouwkundige en economische vraagstellingen – beschrijven elk de totstandkoming van een familie van ontwerpen. Zoals het slopende en geaborteerde ontwerp voor de ‘Agora De Bilt’ (1960-1974) dat leidde tot het haast identieke ontwerp voor ‘De Meerpaal’ (1965-1967). Waarna telkens een dossier wordt voorgelegd dat inzoomt op de materiaalkeuze, plannen, organisatie en constructie. Het siert het boek dat er uitgebreid aandacht wordt geschonken aan de kunstenaar Pierre van Soest waarmee Van Klingeren samenwerkte. Dit maakt dat het boek op drie, even boeiende manieren gelezen kan worden. Daartussen zijn heldere zijsprongen geweven zoals het conversatiebevorderend stapelbed, de Bouw-Es-Niet gedachte, de kunstmatige platanen, Van Klingerens campingtheorie, de relatie tussen het aantal Eindhovense echtscheidingen en ’t Karregat, het 7x7x7-concept, Actie Tomaat en het eidophoorscherm.

Door zijn constructieve benadering, liet Van Klingeren letterlijk en figuurlijk ruimte vrij voor wat hij omschreef als ‘reactieprestatie’. Doel was interactie door architectonische imperfectie, later de afwezigheid van architectuur, de ‘meer met minder ideologie’, die het gebouw en de mens in staat stellen zich te ontwikkelen. Of beter ‘dat de oplevering juist het begin is van een leven van permanente verandering onder invloed van het gebruik en de gebruikers.’ Het pleit voor de schrijvers van dit boek dat ze de consequenties van die filosofie en het gebouwde resultaat tegen elkaar af zetten en kritisch analyseren. Zoals het ’t Karregat – dat enkele jaren na zijn oplevering verguisd werd als de mislukking van het experiment en vervolgens solide dichtslibde – een voorbeeld is van het feit dat een architecturale intentie alleen niet voldoende is.

’t Karregat in Eindhoven

De foto’s in het boek zijn alle zwart-wit, wat vanuit de ruimtelijke organisatie te verdedigen is, maar brengt een bedrieglijk rust teweeg. De ontwerpen die Van Klingeren voorstaat zijn in overtuigende schrijfstijl beschreven waardoor zowel het Nederlands tijdsbeeld, de kracht van architectuur en het gedachtegoed van de Einzelgänger duidelijk worden. Want Van Klingeren heeft een werkbaar compromisloos karakter, en dat rekenend en tekenend. Hij is probleem zoekend. Ook als mens, blijkt. De relevantie en must van dit boek liggen niet enkel in de beschreven ontwerpen, maar ook in het probleem dat de schrijvers middels het werk van Van Klingeren willen onderzoeken: ‘Je kunt je ook afvragen wie er eigenlijk naïever is: Van Klingeren die dacht de maatschappij te kunnen veranderen met zijn architectuur of de huidige generatie architecten voor wie engagement een betekenisloze kreet uit het verleden is geworden en die denken architectuur te kunnen bedrijven zonder zich rekenschap te hoeven geven van de maatschappelijke consequenties van hun handelen.’ De autodidact Van Klingeren gaf, zeker vanaf de jaren zestig, zijn gebouwen aan de maatschappij en omgekeerd. Daarom, koop dit boek, absorbeer deze minzame monografie en ga nooit de consequenties van Uw handelen uit de weg.