Opinie

Een nieuw ruimtelijk logo

Het sterke ruimtelijke logo Randstad-Groen Hart lijkt na veertig jaar zijn houdbaarheidsdatum voorbij te zijn. Het is de vraag of de komende Nota Ruimte daar iets voor in de plaats weet te stellen.

Binnenkort wordt de Nota Ruimte gepresenteerd en dat is te merken aan de toenemende hoeveelheid losse flodders en al of niet per ongeluk uitgelekte deelbeslissingen die de laatste tijd in het nieuws zijn. Het meest geruchtmakend was daarbij de mededeling dat het Groene Hart naar alle waarschijnlijkheid geheel of gedeeltelijk zal worden bebouwd. Hoewel dit voor de meeste deskundigen nauwelijks een verrassing kan zijn en zelfs grotendeels wordt aangemoedigd, bleek het toch een mededeling die de mediavijver een tijdje deed rimpelen. De meeste commentaren zijn gelaten: "Het westen heeft dringend bouwlocaties nodig en wie door het huidige Groene Hart rijdt, ziet dat er overal toch al gebouwd wordt, er valt geen Groen Hart meer te beschermen." zo luid de gangbare mening. Het lijkt onvermijdelijk dat de meest herkenbare en langdurig houdbaar gebleken beslissing die ooit op het gebied van de ruimtelijke ordening is genomen (het model van de Randstad en het Groene Hart werd in de Eerste Nota Ruimtelijke Ordening van 1960 vastgesteld) – in hedendaagse promoterminologie een sterk ruimtelijk logo dat zijn weerga niet kende – nu verlaten wordt.

Zomaar een sterk logo veranderen is, zo weet elke bedrijf dat het ooit probeerde, een heikele zaak. Daarom is enige argwaan omtrent de noodzaak op zijn plaats. Om te beginnen is het nog steeds niet zo dat het hele Groene Hart verrommeld is. Dat mag misschien zo lijken voor wie door de streek rijdt, wie er doorheen fietst of wandelt komt nog genoeg stille gebieden tegen. De onvermijdelijkheid van de beslissing staat nog lang niet vast en is waarschijnlijk eerder een kwestie van emotie, van een gevoel dat het zo langzamerhand maar eens anders moet, dan een door gedegen onderzoek vaststaand feit. Maar wat erger is, is dat het lijkt alsof de regering deze beslissing eigenlijk tegen heug en meug neemt. Zo is de onlangs voorgestelde bouwlocatie voor de Westflank tussen Leiden en Alphen aan de Rijn zo'n beetje derde keus, nadat eerdere locaties buiten het Groene Hart, in de Bollenstreek en op vliegveld Valkenburg, door lokale protesten (de nabijheid van Bloemendaal respectievelijk Wassenaar speelt daarbij ongetwijfeld een rol) van de agenda verdwenen. Dat de locatie tussen Alphen en Leiden op dit moment voor een kapitaal wordt ondertunneld zodat de TGV daar het kwetsbare landschap niet verstoort, is evenmin een teken van standvastig beleid en langetermijnvisie, hoewel wel handig voor de nieuw te bouwen woonwijk natuurlijk. Het voorstel voor de bouwlocatie tussen Alphen en Leiden is een van de vele voorbeelden van het korte termijn pragmatisme dat het huidige ruimtelijke beleid in alle bestuurslagen kenmerkt. Het hilarische rijtje persberichten met elkaar grotendeels tegensprekende plannen dat Archis onlangs publiceerde en dat de verwarring toont waaraan ruimtelijk ontwikkelend Nederland momenteel onderhevig is, kan week na week worden aangevuld met nieuwe voorbeelden. Telkens wordt daarin duidelijk dat centrale sturing van de ruimtelijke ordening zo langzamerhand onmogelijk aan het worden is, niet in het minst door eigenzinnig beleid van lokale overheden die hun nieuw verworven planologische vrijheden met merkbaar plezier exploreren.

Er valt best veel voor te zeggen om de mogelijkheden voor lokaal ruimtelijk beleid verder uit te bouwen, maar dan wordt het des te belangrijker om scherp en helder te formuleren wat dan nog het resterende en dragende nationale (of wat mij betreft het supra-nationale) ruimtelijke belang is dat de overheid gaat vaststellen en behartigen. Wat is de visie op de ruimtelijke toekomst van Nederland? Dát is de centrale vraag die de nieuwe nota zou moeten beantwoorden, niet welk wijkje nu wel of niet gebouwd mag worden. Pas als er een idee kan worden gepresenteerd dat in helderheid en overtuigingskracht tenminste gelijk is aan het idee van de Randstad en het Groene Hart van veertig jaar geleden, pas als er een nieuw ruimtelijk logo wordt ontwikkeld waar we met z'n allen een beetje in kunnen geloven en waar we niet zo maar schouderophalend aan voorbij kunnen gaan, pas dan heeft een nieuwe nota zin. Of de komende nota zo'n duurzaam ruimtelijk logo zal presenteren is de vraag, het zou dan wel het best bewaarde regeringsgeheim van de laatste jaren zijn. De recente berichten zijn amper hoopgevend en wat mij betreft mag de minister daarom nog wel een tijdje langer nadenken. Pappen en nathouden lukt ons ook prima, misschien zelfs beter, zonder nota.