Eén enkele straat is al sinds november vorig jaar onderwerp van architectuur, poëzie, lezingen, debatten, rondleidingen en een tentoonstelling. Wat maakt de Tilburgse Goirkestraat nu zo bijzonder dat zij deze aandacht (wel)verdient? Een verslag van Adriaan Boertjes vanuit een koude ERAS-fabriek.
De Goirkestraat die tegenwoordig het Wilheminapark en het Julianapark met elkaar verbindt, is één van de oude Tilburgse linten die onmiskenbaar het rijke industrieverleden van de stad toont. Eenvoudige arbeiderswoningen, statige fabrikantenvilla's en natuurlijk de restanten van de voormalige textielfabrieken bepalen de aanblik. De echte fabrieksterreinen zijn nu voor het merendeel verdwenen: de stedenbouw verlangt in het centrum van de stad immers woningen en commerciële ruimte. Sommige van de complexen hebben dankbare culturele functies gekregen, zoals het museum De Pont en het Nederlands Textielmuseum.
Op initiatief van Stichting Straat e.o. wordt door middel van het project Goirkestraat, architectuur als beleving deze monumentale straat ruim onder de aandacht gebracht, zodat zij ook na de vele ontwikkelingen en bouwplannen die op stapel staan haar glans zal behouden of in sommige gevallen terug zal krijgen. Participatie en/of interactie van bewoners of anderszins betrokkenen lijkt hierbij onontbeerlijk.
Van al dit werk in uitvoering – dat overigens nog steeds in de voormalige textielfabriek op het ERAS-terrein in een tentoonstelling te zien is – werden deze avond twee plannen toegelicht: een divers woningbouwplan voor het gebied Groeseind door de Antwerpse architect Jo Crepain en een visie voor de herinrichting van het ERAS-terrein zelf door het eveneens Antwerpse bureau AWG, in de persoon van Geert Driesen.
Aan beide architecten werd gevraagd een bureaupresentatie te geven als aanloop voor de toelichting van hun Tilburgs project. Jo Crepain liet aan de hand van een oeuvreselectie een gevoel voor logische innovatie vanuit een bestaande toestand zien. De innovatie kan het conflict met deze toestand aangaan (zoals bij Poincare in Brussel) of er juist naadloos op aansluiten (zoals de oplossing voor de Polstraat in Deventer). Aan het einde van de Goirkestraat trof hij spreekwoordelijke 'Belgische toestanden' aan en vond het aangenaam dat juist een Belg hierin weer orde op zaken mocht stellen. Zijn plan omvat een grote variëteit aan woningtypologieën, passend bij de straat en haar omgeving, maar uitgewerkt in de taal van een moderne groeiende stad. Stadswoningen, appartementen, patiowoningen en een slanke woontoren vervangen het natuurlijk gegroeide, maar erg rommelige kleinschalige weefsel.
Anders dan Jo Crepain, lijkt AWG een strenge bureaufilosofie te volgen door aan de hand van een vijftal thema's grondig onderzoek te verrichten naar de genius loci van elk van hun projecten. Deze discipline werpt haar vruchten af, aldus de bureaupresentatie. Veelal binnenstedelijke opgaven worden prachtig op maat en zich spiegelend aan de plek ingevuld. Innovatie lijkt bij AWG altijd naadloos en zelden confronterend. Dit levert aan de ene kant perfect sluitende architectuur op, maar aan de andere kant kan de stedenbouwkundige context soms belangrijker aandoen dan de architectonische opgave an sich. Uit de herinrichting van het ERAS-terrein spreekt duidelijk de aanpak van het bureau. Driesen vertelt hoe de thematiek van de oude fabrieksgebouwen en hun vroegere onderlinge positie is vertaald naar een ruimtelijk plan waarbinnen het programma haar plaats kan krijgen. Hoewel het plan zich nog in een vroege fase bevindt, lijkt het nu al een natuurlijke stap in de ontwikkeling van het gebied Goirkestraat.
Het was een avondje Belgische weelde: vakmanschap waaraan Jo Crepain en AWG deze opdrachten waarschijnlijk ook te danken hebben. Want wie over de Goirkestraat wil meepraten, moet beginnen met haar taal te spreken. Zondag 29 februari vindt het slotdebat van de manifestatie Goirkestraat, architectuur als beleving plaats, en dat is eigenlijk pas het begin…