Het had een ouderwets avondje Holland-België kunnen worden, afgelopen donderdag bij de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. Jo Crepain was gevraagd een lezing te geven over de tegenstellingen tussen de Nederlandse en Belgische architectuur en stedenbouw. Het bleek uiteindelijk vooral een lezing over 30 jaar hard werken (“eigenlijk 60 jaar, want ik werk twee keer zo hard”).
Toch formuleerde Crepain (‘80% in Nederland werkzaam en 20% in België’) een aantal al dan niet genoegzaam bekende verschillen, zoals: in Nederland zijn overal regels voor, met alles en iedereen wordt rekening gehouden. Maar ook is voor alles een ontheffing aan te vragen. In België zijn er weliswaar geen regels, maar is er ook geen ontheffing mogelijk. Voor uitzonderingen ben je afhankelijk van de willekeur van een ambtenaar. ‘Als zo’n ambtenaar die ochtend een stevige discussie heeft gehad met zijn echtgenote, dan kost je dat een etage. En als hij daarbij ook nog eens hoofdpijn heeft, schrap er dan maar twee’, aldus Crepain. En hij vervolgde; ‘Het beroep van architect is in België een moeilijk beroep. We hebben geen ‘new towns’ of zorgvuldig geplande groene zones en compacte steden. We proberen te redden wat er te redden valt voordat alles dichtslibt. In Nederland wordt wel geklaagd dat men de broekriem heeft moeten aanhalen, maar dat is een probleem van heel rijk naar gewoon rijk. In België is er in plaats van geen geld, nog minder.’ Architecten klussen daardoor enthousiast bij, en bouwen in de weekenden heel wat achtergevels zonder vergunning. Een situatie die door de Nederlander dan weer als ideaal wordt gezien. ‘Ben je welstandsvrij, dan ben je echt vrij, zo lijkt de gedachte. Jullie verwelkomen het ‘wilde wonen’ als een uiting van optimale vrijheid, terwijl we in België juist af willen van die Belgische toestanden.’
Bovendien heeft men in Nederland volgens Crepain nog een zeker respect voor de overheid. De noodzaak van dijken en bescherming tegen de zee zorgt voor een gevoel van collectiviteit. ‘In België heeft de overheid haar volk nooit met succes tegen wie dan ook beschermd. Keer op keer zijn we overlopen door buitenlandse legers, zelfs door onze Noorderburen. We hebben daarom lak aan de overheid en de leus is ‘ieder voor zich en God voor ons allen’.’ Met als gevolg dat het een rommeltje wordt in de openbare ruimte. ‘In Nederland wordt dan wel veel afgezanikt, maar aan het eind van de dag staat de Belg met open mond te staren naar wat jullie uiteindelijk toch maar weer voor elkaar hebben gekregen’, zo dweepte Crepain.
Kortom, ‘kom lekker eten en drinken in België, maar hou je ogen dicht als het op architectuur en stedenbouw aankomt. Hoewel, in Nederland eet je hoe langer hoe beter, en zijn jullie restaurants ook nog eens beter ingericht. Eigenlijk is het in Nederland allemaal veel beter, behalve dan dat penalty’s nemen – daarom zorg ik in mijn plannen altijd voor een trapveldje, zodat de jeugd flink kan oefenen.’
Of deze verschillen ook in zijn eigen werk te zien waren? Misschien in de nadruk op de ‘discrete geslotenheid’ zoals Crepain zijn werk zelf karakteriseert. ‘Architectuur zie ik als een plek waar je je emotioneel kan terugtrekken uit een maatschappij waar emoties niet welkom zijn. Mijn woningen hebben gesloten gevels, intieme en donkere ruimten, hoge en lichte plekken, en als het even kan uitzicht op een mooie tuin. Dit dient alles ter versterking en verdieping van de emoties. Ik zie het als mijn taak een dergelijke nuance aan te brengen. Ik heb daarbij veel stijlen overleefd. Van het populisme van de jaren ’70, tot het postmodernisme van de jaren ’80 en het minimalisme dat daarna kwam. Deze invloeden zie je terug in mijn werk. Maar uiteindelijk probeer ik altijd oplossingen te zoeken die zowel sociaal als stedenbouwkundig interessant zijn. Een architect moet op een rustige manier bouwen. Laat de geschiedenis de geschiedenis. Fluisteren is beter dan schreeuwen. Ik hoop dat de kenners uiteindelijk zullen zeggen; dat is mooi gebouwd.’
Beste lezer, het oordeel is aan u: www.jocrepain.com.