Recensie

Mogelijkheden voor ontmoeting

De monografie is, net als het traktaat, het meest klassieke soort architectuurboek. Het oeuvre van een architect wordt doorgelicht, in chronologische volgorde gezet en uitvoerig gedocumenteerd in tekeningen en foto’s. Het is een typisch kunsthistorische benadering, ooit gestart met het beroemde ‘Vite de’ piu’ eccellenti pittori, scultori e architetti’ van Giorgio Vasari uit 1550. En zolang er architecten zijn, zullen er dergelijke ‘levens der excellenten’ blijven verschijnen.

Het wezen van de monografie is in al die jaren niet veel veranderd. De thematische benadering is erbij gekomen, soms met de grootte van het gebouw als uitgangspunt, of de stellingname van de architect. Tot deze laatste categorie behoort bijvoorbeeld de recente monografie over Frank van Klingeren, indrukwekkend omdat daarin de ideeën van deze ten onrechte ‘vergeten’ architect werkelijk tot leven worden gewekt. Een ander type monografie, een uitvinding van recenter datum, is die over één gebouw. Naast de door de wetten van het toerisme ingegeven noodzaak om van de publiekstrekkers in een stad een brochure te kunnen kopen (bijvoorbeeld van de Villa Savoye of de kathedraal van Chartres), is steeds vaker de reden van het verschijnen van zo’n boek van praktische aard, namelijk dat het gebouw niet openbaar toegankelijk is. Tot deze categorie behoort de publicatie (144 pagina’s) over de Nederlandse ambassade in Berlijn van OMA/Rem Koolhaas. Het resultaat is bevredigend, want in tekst, tekeningen en foto’s komt het gebouw tot leven, wat leidt tot een haast onbedwingbare drang het besprokene in het echt te gaan zien. Een grote verdienste, want het is het maximaal haalbare van een dergelijke uitgave.

Ethiek

Maar eerst even een gewetensvraag. Vinden we ooit een gebouw mooi alleen vanwege esthetische overwegingen? Volgens mij niet. Berlijn biedt genoeg aanknopingspunten voor deze stelling. Aan de appreciatie van een gebouw ligt altijd een ethische basis ten grondslag. Hoezeer architectuurliefhebbers ook kunnen genieten van bijvoorbeeld de lantaarnpalen van Speer langs de Berlijnse Bismarckstrasse, het oordeel is altijd op zijn minst ambivalent. Onbekommerd genieten gaat nu eenmaal niet als massamoordenaar Hitler virtueel over de schouder meekijkt. Andersom kan wel. Voornoemde studie over Van Klingeren laat zien dat, ondanks dat diens architectuur volkomen vrij is van iedere poging de toeschouwer te verleiden of te behagen, er toch schoonheid aanwezig is, omdat het niet moeilijk is te genieten van de sympathieke wereldverbeterende ideeën die ten grondslag lagen aan het ontwerp. Dat kan ook ontroeren. Eerst ethiek, dan esthetiek. Bij Van Klingeren zit de ware schoonheid van binnen. En dat laatste is in letterlijk zin ook het geval bij de Nederlandse ambassade in Berlijn. Het meest opvallende element in het interieur is een lange, zich omhoog slingerende route, in dit boekje ’trajectory’ genoemd. Ontmoeting lijkt het doel. Maar nog belangrijker is dat deze wentelende wandelweg steeds een ander stukje Berlijn laat zien. Binnen in het gebouw ervaart men het ‘buiten’ het meest intens, met als onbetwist hoogtepunt het kijkje op de ‘Telespargel’, de televisietoren, ooit symbool van ‘die da vom Osten’.  Terecht krijgt deze route een aparte presentatie in het boek, in tekst en met verhelderende plattegronden.

Mies

Auteur François Chaslin laat zien hoe prettig het is als iemand in staat is een gebouw in tekst neer te zetten, een maar al te vaak onderschat specialisme. Hij slaagt met glans: zijn tekst roept een beter beeld op van het gebouw dan de te cleane foto’s van Candida Höfer. De plattegronden en doorsnedes van het gebouw (op schaal, hulde!) maken het verhaal compleet. De ode van Koolhaas aan Berlijn en aan de gebouwen van deze stad – de plattegrond is behalve een negatief van het Berlijnse gesloten bouwblok natuurlijk ook een knipoog naar Mies van der Rohe, wiens Neue Nationalgalerie net als de ambassade een vierkant grondplan heeft – heeft in dit boek een waardige ambassadeur gevonden. Tien jaar geleden meldde Koolhaas tijdens een symposium over het beroemde, nooit gebouwde ‘hochhaus’ van Mies van der Rohe bij Station Friedrichstrasse onder meer dat een meesterwerk in Berlijn iets buiten het centrum kon staan en dat 22 meter hoog misschien wel voldoende kon zijn. Koolhaas heeft het bewijs voor zijn stelling geleverd met een overtuigende kubus van 27 meter aan de Rolandufer. Dat is zeker een boek waard.