Recensie

Palmboom van den Bout: Stedenbouwers van het gelaagde land

Discussie over de ruimtelijke inrichting van Nederland, en de ontwikkeling van de architectuur is er in overvloed. In dit debat blijft de rol van de stedenbouwer en de benoeming van stedenbouwkundige opgaven onderbelicht. Het verdient daarom waardering dat op instigatie van Han Meyer, hoogleraar stedenbouw aan de TU Delft, een tentoonstelling is samengesteld over het werk van het gerenommeerde stedenbouwkundig bureau Palmboom van den Bout met als veelzeggende titel ‘Transformaties van het verstedelijkt landschap’.

Nederlandse stedenbouwers zijn er in soorten en maten. Veel voorkomend zijn de (landschaps)architecten die zich op basis van een succesvolle praktijk ook ontfermen over stedenbouwkundige vraagstukken. Een andere categorie bestaat uit ontwerpers die zich bekwamen in stadsontwerp bij een gemeente en deze ervaring vervolgens aanwenden als basis voor een eigen bureau. Van deze laatste categorie is Frits Palmboom een van de prominente vertegenwoordigers.  Nadat hij  een aantal jaren bij de dS+V Rotterdam had gewerkt, richtte Palmboom in 1991 een eigen bureau op. Vanaf 1994 voert hij samen met Jaap van den Bout de directie.

Centraal in het werk staat het idee dat de gelaagde structuren en artefacten van het Hollands cultuurlandschap de basis vormen voor eigentijdse stedenbouwkundige transformaties. De basis voor deze opvatting werd door Palmboom gelegd tijdens zijn studie in Delft in de jaren 70 en werd voor het eerst in boekvorm gepubliceerd in het veelgelezen Rotterdam, verstedelijkt landschap (1987). Hierin wordt de ontwikkeling van Rotterdam geanalyseerd als een superpositie van waterlopen, polderkavels en infrastructuur. De centrale hypothese luidt dat met de moderne utopische tabula rasa stedenbouw de ruimtelijke en organisatorische samenhang tussen stadsaanleg en landschappelijke gelaagdheid verloren is gegaan. Volgens Palmboom heeft dit kwalijke gevolgen voor de identiteit van de stadsuitbreidingen en de samenhang met het grotere stedelijk en landschappelijk geheel.

De wijk Prinsenland, ontworpen door Palmboom einde jaren 80 voor de dS+V, is het eerste ontwerp waarin polderkavels, waterlopen en linten met historische bebouwing worden ingezet als basisordening voor een nieuwe wijk. Eenieder die wel eens van Kralingen naar de Alexanderpolder fietst weet dat het werkt. De aanstekelijke mix van boerderijtjes en eigentijdse villas, als voorportaal naar de nieuwe wijk, creëert een aantrekkelijk beeld. Het project Prinsenland valt ook op door de wijze van presentatie; de schetsen van Palmboom zijn wondertjes van tekenkunst, vaak nagedaan, weinig geëvenaard. Geabstraheerde perspectieven maken het plan direct toegankelijk, niet alleen voor vakgenoten maar ook voor het grotere publiek

3 Maastricht Belvédère (1998)

4 Roermond Roerdelta (2000)

Op de tentoonstelling Transformaties van het verstedelijkt landschap staan deze schetsen als handelsmerk van het bureau dan ook centraal in de presentaties van een dertiental projecten. De projecten variëren van kleinschalige inbreidingen (Groningen Molukkenplantsoen) tot grootschalige studies (AIR Hoeksche Waard, Landstad Deventer). VINEX is dominant aanwezig, Palmboom en Van den Bout stonden immers aan de wieg van grote vinexlocaties zoals IJburg en Iepenburg. Op deelplanniveau tekent het bureau onder meer aan Parkwijk in Leidsche Rijn. Ook infrastructuur komt aan de orde in de ontwerpen voor stationsgebieden van Delft en Roosendaal.

Het tentoongestelde werk wordt gekarakteriseerd door een zorgvuldige verwevenheid van nieuwe interventies met de landschappelijke ondergrond, en oog voor aanwezige details. De plannen worden vervat in heldere schema’s en gecompleteerd met effectieve motto’s zoals ‘Het water is de baas’ bij het project IJburg. Palmboom en Van den Bout definiëren flexibele raamwerken waarbinnen de ontwikkeling zich in de loop der tijd kan voltrekken. De bebouwing wordt veelal voorgesteld als componenten op een printplaat waarbij niet zozeer het programma of de architectuur relevant is als wel de overgang van het private naar het publieke domein.

Palmboom en Van den Bout hebben de afgelopen decennia vernieuwende plannen gemaakt door eigentijdse opgaven te interpreteren als ‘verstedelijkt landschap’.  In de praktijk blijkt intensivering van het ‘verstedelijkt landschap’ retoriek voor het lukraak bouwen van bedrijventerreinen en themawijken zonder contextueel verband. In gemiddelde dichtheden worden zo stad en ommeland met elkaar versmolten. Het is dan ook geen wonder dat vanuit de samenleving een roep om verandering klinkt. Waar vanuit de beleveniseconomie wordt geroepen om echte dorpen en echte steden, ontstaat vanuit de politiek weer vraag naar functiemenging en meer vrijheid voor het particulier initiatief.

Palmboom Van den Bout laat op de tentoonstelling zien dat zij voor deze opgaven goed zijn toegerust. Recente uitlatingen van VROM minister Dekker maken duidelijk dat de intensivering van het landelijk gebied hoog op de agenda staat. Eenieder die hierin geïnteresseerd is doet er goed aan een bezoek te brengen aan De Zuiderkerk. De tentoonstelling is tot 2 april te zien.