Recensie

Performative architectures: ethisch of esthetisch?

Afgelopen vrijdag vond op de Faculteit Bouwkunde het symposium ‘performative architectures’ plaats, tevens opening van de tentoonstelling. Het ging in op de laatste ontwikkelingen van interactieve architectuur. Natuurlijk waren Nox en Oosterhuis van de partij, daarnaast theoretici als Anthony Vidler en chairman Bart Lootsma. Een confrontatie bleef echter uit. Janneke van Bergen doet verslag.

Het symposium werd georganiseerd door Atelier X-M-L in samenwerking met Stylos, dat eindelijk weer eens van zich liet horen. De aftrap werd gegeven door Anthony Vidler, dean van de Cooper Union in New York. Zijn betoog was het zwaartepunt van het symposium, maar ook zware kost voor de vroege ochtend. Hij gaf een analyse van de positie waarin de architectuur zich onder invloed van nieuwe media bevindt en hoe haar betekenis hierdoor verandert. Hieruit zouden we als ontwerpers lering moeten trekken, want architectuur definieert niet alleen de technologie, maar de technologie ook de architectuur en haar gebruik. Het blijkt echter lastig deze nieuwe performing architectuur te beoordelen, omdat criteria niet eenduidig te geven zijn. Hadden we hiervoor vroeger dualismen als vorm versus functie, nu zijn deze veranderd in dualiteiten, waartussen deze nieuwe architectuur zich beweegt. Als voorbeeld gaf hij de dualiteit van het esthetische, wat door nieuwe technologie leidt tot ruimtelijke, uplifting of sublieme effecten in de architectuur versus het functionalistische, waarbij de structuur of economische ruimteverdeling een rol speelt. In de nieuwe ‘biologische’ architectuur komen deze twee samen. Voor Vidler is de positie die wij als architecten innemen cruciaal voor de digitale revolutie. Wij moeten onze aandacht richten op de effecten van deze digitale ontwikkelingen, niet alleen technisch of esthetisch, maar ook ethisch; sociaal en cultureel. En daarmee heb je een gevoelig puntje te pakken, want die laatste discussie lijkt nogal eens te ontbreken.

Ook door de volgende spreker, Lars Spuybroek, werd dit punt zorgvuldig vermeden. Hij ziet performing architecture vooral al een samenkomst van functionele en ’tussen’ ruimtes, iets wat hij ‘hyperoptimaal’ noemt. Door ‘informatie’ toe te voegen kunnen zelforganiserende systemen ontstaan, wat hij met de beroemde Frei Otto serie illustreerde. Vanuit hier ging het over op het mappen van lichaamsbewegingen op papierstroken die door een serie manipulaties/configuratietechnieken tot een blob worden bereid. Deze blob is door een stalen huid overtrokken en resulteert in een shell die via sensoren ontvankelijk is voor projecties en geluid. Ook voor de expo in Lille is deze interactieve huid toegepast.

Na een kort intermezzo van Karel Vollers (TU Delft) over zijn afstudeeratelier en de praktische kant van blobs (veel constructie nodig!) volgde Kas Oosterhuis. Hij heeft een heel scala aan woorden geadopteerd waarmee hij zijn performing architecture definieert en beoordeelt: point cloud, powerlines, script, cockpit, game, muscle. Anders dan deze technische termen doen vermoeden geeft hij toe dat het meer is dan techniek alleen: ‘we must use intuitive gestures to form the buildings; we think about body and surfaces‘, of ‘we fuse … and declare it into a building‘. Hij ziet de architectuur vooral als een spel waar je vanuit realtime in speelt, en dat data hieruit verwerkt: ‘the more data, the hotter the line, the better‘.

Architectuur als de ultieme interactieve machine, een computerspel. Het laatste filmpje illustreert deze jongensdroom en we vliegen met een joystick in een door Kas ontworpen spel door het menselijk lichaam om bacteriën af te schieten (Kas: ‘I navigate through my own body‘).

Virtuele ruimte als prototype voor de werkelijkheid is ook de ambitie geweest van de Stealth, een Joegoslavisch/Rotterdams collectief dat ongeplande stedelijke processen in voormalig Joegoslavië heeft onderzocht en omgezet tot een eigen software, waarin deze fenomenen kunnen worden gesimuleerd. Met illegale straatmarkten binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur als uitgangspunt, kan groei en regulering (zowel ruimtelijk als politiek) worden onderzocht. Hoewel de parameters in dit programma beperkt zijn (want hoe representeer je culturele en sociale structuren?) zou dit een eerste stap kunnen zijn in de ontwikkeling van nieuwe dynamische stedenbouw.

Laatste spreker was Ali Rahim van Contemporary Architecture Office, professor aan de University of Pennsylvania. Rahim koppelt de ‘performance’ van architectuur aan ‘responsiveness’; de feedback tussen het ontwerp en zijn omgeving. In de ontwikkeling van architectuur maakt hij onderscheid tussen ’technology’ en ’technique’, dit laatste komt neer op interactie met de gebruiker waardoor het ontwerp evolueert. Als voorbeeld noemde hij de tandenborstel; die niet alleen door zijn gebruik, maar ook door culturele processen veranderd is (deja-vu: zie ook de auto-analogie). Volgens Rahim moeten we meer kijken naar de organiserende processen achter het ontwerp en een interactie creëren tussen het ontwerp en zijn omgeving. Dit leidt tot een ‘emerging’ ontwerp dat niet langer gedicteerd wordt door een vooraf gestelde vorm. Dit proces van feedback kan ook worden gesimuleerd in de computer, het ‘performative model’. Door dit ‘virtuele crashtesting’ wordt het gebruik getoond en kan het ontwerp zich aanpassen aan verschillende gebruikers of locaties. Voorbeeld hiervan is een bank van CAP die zich aan zijn context aanpast.

Het crashtesting zal zich vooralsnog richten op het functionele, want culturele parameters zijn moeilijk a priori te geven. ‘Maar verkeren we dan nog steeds in klassiek modernisme?’ vroeg chairman Bart Lootsma zich af. Rahim ziet het ontwerp vooral als een katalysator van cultuur. Maar hierdoor blijft de culturele feedback beperkt. Wel kunnen we er in de virtuele ruimte mee spelen en ontstaat er in ieder geval interactie tussen ontwerp en effect, aldus Stealth.

Oosterhuis legt de uitdaging vooral in het ontwerp van de parameters; ‘we play the game on and on, but the rules change’. Maar wanneer wordt het spel tot architectuur verklaard? En waar ligt de verantwoordelijkheid? In de ethiek of de esthetiek? (zaal). Volgens Bart Lootsma wordt de digitale revolutie vooralsnog kritiekloos overgenomen en drukt de nieuwe architectuur met name het cosmopolitische ervan uit, terwijl dit naar zijn mening niet het eerste idee van architectuur zou moeten zijn. Meer ethiek, minder esthetiek? Vidler zat toen helaas al aan de bar en dus wij deden hetzelfde. Het was een lange dag geweest.