Recensie

Voorbeeldige uitgave van Scamozzi’s boek III

Geen excuus meer mogelijk: de grondgedachte van de universele bouwkunst is nu voor iedereen bereikbaar, want sinds kort ligt de nieuwe Nederlandse vertaling van boek III (Villa’s en Landgoederen) van Vincenzo Scamozzi’s ‘L’Idea della Architettura Universale’ in de winkels.

Scamozzi (1548-1616) bestudeerde jarenlang de antieke architectuur en de mogelijkheden voor de eigentijdse toepassing hiervan. Hij wilde een traktaat schrijven in tien boeken, net als Vitruvius, maar dat is niet gelukt: de delen over openbare gebouwen en kerken (4 en 5), en decoratie en restauratie (9 en 10) heeft hij nooit voltooid. In de zes wel verschenen delen toont Scamozzi zijn belezenheid door klassieke auteurs te citeren en veelvuldig te refereren aan bijvoorbeeld Festus en Varro. Daarom, en vanwege zijn studie van klassieke gebouwen heeft dit traktaat een wetenschappelijk aura, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de geschriften van Vitruvius en Palladio, die veel meer de destijds gangbare praktijk beschrijven. De praktijk was Scamozzi natuurlijk ook niet onbekend: hij is de ontwerper van belangrijke paleizen en villa’s in Vicenza, Padua en Venetië. En de beschrijvingen van al die villa’s maken deze oogverblindend mooie uitgave van boek III verplichte kost voor iedereen.

Verstandelijke ordening

Boek III werd in 1615 voor het eerst gepubliceerd en al in 1658 verscheen de eerste Nederlandse vertaling. Het is vooral de toon en de oproep tot matigheid die Scamozzi’s traktaat lieten aanslaan in Holland. Auteur Koen Ottenheym is daar in zijn informatieve, maar saai geschreven inleiding bij boek III helder over: ‘het grote succes (…) is vooral te verklaren uit het feit dat de inzichten van Scamozzi (…) nauw aansloten bij de heersende mentaliteit in de Noordelijke Nederlanden.’ Inderdaad, de Hollandse koopmansgeest zal zich prettig hebben gevoeld bij karig ornamentgebruik en ingetogenheid van burgerlijke architectuur. Duur doen, een gebouw boven je stand laten bouwen, is niet goed – en dat scheelt nog geld ook. Scamozzi prijst bescheidenheid en middenmaat, ‘niet als iets middelmatigs, maar als de juiste middenweg’, schrijft Ottenheym. De classicistische architectuur uit de Nederlandse Gouden Eeuw is vooral gebaseerd op Scamozzi. Architectuur, zo stelde men toen, is een toepassing van Mathematica en dus een wetenschap, gebaseerd op de verstandelijke ordening. Als het proportiesysteem helder is, met eenvoudige verhoudingen en gebaseerd op een raster van modulen, is een ontwerp geslaagd. Vrije variaties zijn verboden. Ottenheym citeert toepasselijk uit het Schilder-Boeck van Carel van Mander uit 1604, als die Michelangelo’s architectuur beschrijft als ‘zeer walgelijk om aan te zien’.

1 Villa Duodo in Monselice

2 Villa Scamozzi in Lonigo

Wijn

Dan over de tekst. Scamozzi staat bekend als een wijdlopig, zichzelf herhalend, regieaanwijzingen spuiend en daardoor ontoegankelijk schrijver, vergelijkbaar met het scriptieniveau van Aldo Rossi in diens ‘Architectuur van de Stad’, om maar eens een modern traktaat te noemen. Maar deze tekst van Scamozzi is zeer goed leesbaar, hulde daarvoor aan de vertalers. Tussen alle formaliteiten (iedere ‘heer’ krijgt de toevoeging ‘voortreffelijk’) en inderdaad wat statische formuleringen door, valt er genoeg te genieten. Zo maakt Scamozzi gehakt van de mentaliteit van de Fransen, als hij uitlegt waarom daar zoveel onvoltooide gebouwen staan: ‘het klimaat aldaar [brengt mensen voort] die van nature zeer levendig zijn en snel met iets beginnen, maar weinig standvastigheid en volharding kennen. Dit was het wat Frankrijk betreft.’ Wat een mooie, dodelijke slotzin! En over de gewoonte van de Romeinen vrouwen geen wijn te laten drinken mijmert hij: ‘Met Gods wil zou dit ook in onze tijd nog gebruikelijk zijn, zodat er minder zou worden geklaagd en gekeven en de vrouwen hun kinderen beter zouden opvoeden’. Geen bouwkundig observaties, dat is waar, maar wel een nuttige bijdrage aan het leesplezier.

Compleet

Boek III van Scamozzi’s traktaat is voorbeeldig vormgegeven en uitgegeven. Groot formaat, overzichtelijk ingedeeld, twee leeslinten, prachtige fotografie (van Jan Derwig, veelal nieuwe opnames), een goed register, een notenapparaat, een lijst van alle Latijnse eigennamen, een bijlage met de aanbiedingsbrief van Scamozzi aan Zijne Doorluchtige Hoogheid Prins Maximiliaan, en natuurlijk alle originele afbeeldingen, ook lekker groot. Nog meer goed nieuws: de vertaling van boek VI volgt in het najaar van 2004, en daarna komt boek I, over de theoretische achtergrond en de ontwerpprincipes van de architect. Ik maak alvast een plekje vrij in de kast, want dit is werk voor de eregalerij. Bij het zien van zoveel schoonheid is er voor ‘burgerlijke ingetogenheid’ even geen plaats en rest mij slechts ordinaire hebberigheid.