Feature

Een gebrek aan beroepstrots?

Zou het weer het seizoen zijn? Eens in de zoveel jaar is het raak: een discussie over de BNA en wat de BNA doet, of juist niet, ter bevordering van de kwaliteit van de Nederlandse architectuur. Dirk van den Heuvel was erbij.

Deze keer organiseerde ARCAM een discussieavond over het heikele onderwerp, met als aanleiding een boze ingezonden brief van Thijs Asselbergs in het tijdschrift De Architect. Het lukte ARCAM-directeur Maarten Kloos om BNA-voorzitter Kees van der Hoeven en diens nieuwe directeur Marie-Hélène Cornips aan te laten schuiven met leden en niet-leden. Na een korte inleiding van Asselbergs en een historische schets van Dirk Baalman kon de discussie beginnen. Ondanks de zwoele lente-avond bleef het binnen nogal schraal.

Twee zaken zorgen ervoor dat deze discussie als een sluimerende veenbrand af en toe weer oplaait. Ten eerste is daar de volledige naam van de BNA: daarbij hoort ook het nobele de Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst. Een gevolg van de fusie tussen de bond en de maatschappij in 1918 – met dank aan Berlage. Ten tweede is daar de legitimatie van de BNA. Volgens Asselbergs zit daar een probleem omdat de meest spraakmakende Nederlandse architecten, de ‘eredivisie’ in zijn woorden, ontbreken in het ledenbestand van de bond.

De belangrijkste vraag die het gesprek beheerste, was of de Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst weer losgemaakt moest worden uit dat onzalige huwelijk van 1918. Dan zouden bijvoorbeeld ook weer aannemers en architectuurliefhebbers lid kunnen worden, wat vroeger een heel gewone zaak was. Bovendien zou de bond zich dan op zijn core-business kunnen richten, de belangenbehartiging. Want als we de meeste gespreksdeelnemers moeten geloven, is op het moment noch het een noch het ander goed geregeld.

Zo meldde Baalman dat de bouwkunst te belangrijk was om aan architecten over te laten. Hij pleitte er dan ook voor om de Maatschappij buiten de BNA weer nieuw leven in te blazen. Hij kreeg een klein clubje professionele bouwkunst-supporters mee, waaronder Marc Visser, die een zwaar-weerscenario voor de Nederlandse architectuur voorspelde nu de centrale overheid de regie van de ruimtelijke ordening uit handen lijkt te geven. In de VROM-nota Ruimte schijnt het woord architectuur niet één keer voor te komen en met de huidige dereguleringsdrift zou het bestaande architectuurbeleid op de tocht komen te staan. Een nieuwe Maatschappij zou het tij kunnen keren. In ieder geval vertrouwde men dat niet de BNA toe. Deze nieuwe architectuurlobbyclub zou een voorbeeld moeten nemen aan de bloeiende lokale architectuurcentra – inmiddels zo’n 45 stuks – die er wel in zouden slagen gemeentebestuur, ontwikkelaars en gebruikers te enthousiasmeren voor het goede doel van architectonische kwaliteit.

Tegelijkertijd vond een nieuwe generatie architecten, vertegenwoordigd door Bjarne Mastenbroek en Diederik Dam, dat het tijd was voor een meer effectieve en vooral professionele vakorganisatie. ‘Mean and lean’ was het ideaal van Mastenbroek, die terloops ook nog meldde dat hij meer steun kreeg via advocaten dan via zijn collega’s. Een derde groep opteerde ook voor een verbeterde belangenbehartiging. Zij profileerden zich als de middenmoter-architecten, tussen de ‘stumperds’  in de provincie (een opmerking van Bart Duvekot) en de ‘eredivisie’ in. Op deze manier ging de discussie de tamelijk onfrisse kant op van beroepsregulering en van uitsluiting van collega’s zonder eerst aan de orde te stellen waar de BNA pal voor zou moeten staan. Want wat doet een BNA-architect nu wel, wat een niet-BNA-architect niet doet – behalve de contributie trouw overmaken?

Juist die vraag bleef in de lucht hangen. Voor een deel wordt een eigen kwaliteitsstreven door de beroepsgroep gefrustreerd door het ontbreken van de beroepsbescherming, maar die juridische leemte is geen excuus om de discussie over kwaliteit steeds te ontwijken. Ook de aanwezige Van der Hoeven en Cornips gaven geen heldere visie hierop. Ze waren weliswaar vastbesloten om tegen de stroom in de band tussen belangenbehartiging en bouwkunstbevordering te handhaven, maar het hoe, wat en waarom lieten zij vooralsnog in het midden.

Ondertussen verliezen architecten in de praktijk steeds meer terrein. Mastenbroek ziet collega’s ‘afgedroogd’ worden, en ook Dam signaleert dat architecten structureel steeds minder in de melk te brokken hebben. Het pleidooi voor een nieuwe Maatschappij los van de BNA zal alleen maar de kloof vergroten die nu al bestaat tussen de dagelijkse praktijk en de schijnwereld van de ‘eredivisie’ waar Asselbergs zich blind op staart. Als die ‘eredivisie’ al zou bestaan, is ze toch vooral nog een bewijs voor de observatie door de jonge generatie van Dam en Mastenbroek, dat architecten weinig solidair zijn en een geringe beroepstrots en zelfrespect hebben. Men is niet in staat om een gemeenschappelijk belang te herkennen, en in het ergste geval profileert men zich ten koste van collega’s en laat zich eenvoudig tegen elkaar uitspelen.

Hoe zit dat ook alweer bij de ‘echte’ eredivisie, en alle andere divisies? Daar mag je alleen een penalty nemen als je bondslid bent.