Feature

Archipuncturale 2004

De huidige problemen in de agrarische sector leiden tot prangende vragen op het gebied van de herinrichting. Hoe kan men omgaan met een noodzakelijke functie- en gedaanteverandering van het landelijk gebied met behoud van eigenheid en cultuurhistorie? Hoe kan plattelandsvernieuwing worden gerealiseerd zonder de dynamiek en identiteit van het betreffende gebied aan te tasten? Kan die identiteit wellicht door vernieuwing versterkt worden?

Deze vragen waren voor Stichting voor Kunst en Cultuur Gelderland aanleiding om een discussie over plattelandsvernieuwing op gang te brengen. In Archipuncturale '04 staat het gebied langs de Oude IJssel van Doesburg tot de Duitse grens centraal. Vijftien architecten, landschapsarchitecten en beeldend kunstenaars werden uitgenodigd om hun visie te geven op het veranderende platteland. Veertien zeer uiteenlopende visies werden op 4 juni 2004 gepresenteerd in een catalogus, een symposium en een tentoonstelling in de voormalige DRU-fabriek te Ulft.

In het ochtendprogramma van het symposium stond het belang van de historische gegroeide identiteit van een plek of streek centraal. Na een inleiding over het pilotproject Archipuncturale 2004 en een schets van de situatie in de Achterhoek door dijkgraaf Henk van den Brink, gaven drie sprekers hun visie op het belang van 'de plek als opdrachtgever'. Aan het woord waren Catherine Visser (DAF-architecten), Dirk Sijmons (Rijksadviseur voor het Landschap) en Jeroen van Westen (beeldend kunstenaar). In het middagprogramma werden de ontwerpen van de veertien deelnemers kritisch onder de loep genomen door landschapsarchitect Eric Luiten.

Henk van Brink vertelt over de Oude IJssel als opdrachtgever. En over plattelandsvernieuwing die grensoverschrijdend moet zijn, verder kijken dan je eigen belang en vakgebied. De opgave is om te komen van een monofunctioneel grondgebruik tot een multifunctioneel gebruik. De vraag rijst: heeft landbouw in Nederland überhaupt nog wel toekomst? Brink vindt het zeer spijtig dat er weinig bestuurders aanwezig zijn; die zouden plannen juist op de kaart moeten zetten. Hij concludeert dan ook: Geen dromen maar daadkracht!

Catherine Visser ziet drie houdingen van architectuur tot de plek: De 'canonieke', de 'alledaagse' en de 'weemoedige' architectuur. De canonieke architectuur die als uitheemse architectuur zeker wel de identiteit van een streek kan bepalen. De alledaagse architectuur, waarbij het meer gaat over hoe en waar het gebouw staat op de kavel. En ten slotte de weemoedige architectuur met als voorbeeld de Oostenrijkse prinses Marie Antoinette die in de rationele tuinen van Versailles een Oostenrijks dorp liet bouwen omdat ze niet kon aarden in het paleis en haar tuinen. Als hedendaags voorbeeld van de architectuur van de weemoed laat ze het plan van DAF zien in Leidsche Rijn. Daar is bij de Groene dijk, een van de weinig overgebleven cultuurhistorische onderdelen in de wijk, een dorpse sfeer ontworpen. Opdracht was om 25 woningen te ontwerpen met de boerderij als referentie, maar dan wel afgestemd op de variabele wens van de consument.

Geconcludeerd wordt dat de plek niet de opdrachtgever is, maar dat juist het verlies van de plek een aanleiding vormt. Niet de organische verbinding met de plek, maar juist een persoonlijk gevoel of een herinnering moet de leidraad zijn voor een ontwerp. De vraag is echter of architectuur dan niet blijft steken in een hang naar het verleden, in plaats van een vertaling naar vandaag te maken.

Dirk Sijmons begint zijn lezing met een enigszins naar zijn hand gezet citaat van Wittgenstein: 'Als een plek kon spreken, zouden wij hem niet kunnen verstaan' (Als een leeuw kon spreken, zouden wij hem niet kunnen verstaan). De plek heeft zijn eigen waarheid, wenselijkheid en waarachtigheid. Het gebied is de zender. Het bestaande programma is slechts de ruis. Belangrijke signalen van de plek zijn de historie, de ecologie, de economie en de verhalen van een plek. De geschiedenis is niet vrijblijvend, maar werkt als een vergevorderd schaakspel; elke zet heeft grote consequenties en hangt samen met het spel wat al gespeeld is.

Ecologisch onderzoek staat nog in de kinderschoenen, en zal steeds grotere invloed hebben op het gebruik van een plek. Ze is de constructieadviseur voor het bewerken van het landschap. De economische signalen zijn de agrarische grondprijzen die in Nederland behoren tot de hoogste van de wereld, en in grote mate de ontwikkeling van een plek bepalen. Ten slotte zijn de verhalen over het landschap van de mensen die er wonen zeker zo belangrijk. Deze verhalen functioneren als het geweten van de plek. De ontwerper is de ontvanger van al die signalen. Hij dient de boodschap te vertalen. Niet het letterlijk kopiëren van het al aanwezige, maar een evenwicht zoeken tussen het bestaande en de nieuwe toevoeging.

Na de lunch werden de plannen kritisch doorgelicht. De leidende vraag daarbij was: In welke mate moet je regionale verschillen als uitgangspunt nemen voor een ontwerpopgave? Een aantal ontwerpers hebben er duidelijk voor gekozen dit niet te doen, waarmee ze de gestelde opgave eigenlijk naast zich neer hebben gelegd. In het ochtendprogramma werd de complexiteit van de opgave en de interesse van de diverse disciplines duidelijk neergezet, maar de vertaling naar concrete plannen blijkt, een paar eenzame uitzonderingen daargelaten, de verwachting niet waar te kunnen maken. De meest interessante ontwerpen zijn de ontwerpen die juist wel specifiek antwoord geven op een specifieke plek. Zo ontwierp Hugo Lenselink een onderkomen midden in de Fraterwaard, dat op een innovatieve manier inspeelt op het stijgende en dalende water van dit overloopgebied van de IJssel.

Rob Voerman doet een 'ontdekking' in het gebied rond Laag-Keppel. Hij vindt hier een interessante symbiose tussen een bejaardentehuis, restaurant en hotel. De bewoners komen zo op natuurlijke manier met elkaar in contact en op die manier ontstaat de vanzelfsprekende betrokkenheid, die zo kenmerkend is voor het platteland. Deze bestaande symbiose heeft hij letterlijk uitvergroot tot een superboerderij, waar varkenshouderij, bejaardenwoningen,  museum, restaurant, appartementen en een uitvaartcentrum tot een 'machine' zijn verweven.