Recensie

Architectuur als instrument

Bijna veertig jaar ontwerpwerk met een consequent volgehouden ontwerphouding van Arne van Herk en Sabien de Kleijn is samengebracht in een monografie met als titel ‘Tools and Architecture’. Een relaxed boek over een oeuvre dat zich uitstrekt van kleding tot stedenbouw.

Op de Engelse titel na, is ‘Tools and Architecture’, de monografie over Van Herk en De Kleijn, geheel tweetalig. Ik heb geen idee of het werk van Arne van Herk en Sabien de Kleijn internationaal gekend of gewaardeerd wordt, maar de kans er wereldwijd kennis mee te maken is vanaf heden in ieder geval zonder taaldrempel, en dat lijkt me gezien het gepresenteerde werk geen schande. In dit boek vinden we een selectie uit een oeuvre dat bijna veertig jaar omspant: van 1966 tot 2004. En het gaat daarbij niet alleen om architectuur, maar ook om stedenbouwkundige projecten, meubels, gebruiksvoorwerpen en film. Dat zullen dus die ’tools’ uit de wel titel zijn: niet zozeer te vertalen met gereedschap, als wel met instrumenten. Dat Van Herk en De Kleijn instrumentenmakers zijn, bewijzen projecten als ‘Kist ‘ en ‘Schoenen’, beide uit 1975. Daarbij is een stedenbouwkundig plan sowieso een instrument of middel, nooit een doel op zich. Hier zit ook een deel van de ontwerphouding van Van Herk & De Kleijn in verscholen: de gebruiker of de gebruikswaarde staat altijd centraal. Of iets past in of bij een trend, een mode of een stijl is van volkomen ondergeschikt belang.

Hip

De carrière van Van Herk en De Kleijn kenmerkt zich door heftig wisselende periodes van volledige mediastilte en constante aandacht, en uit de monografie blijkt zonneklaar dat dat hun om het even is. Ze hebben een bepaalde ontwerphouding en die verandert niet als de tijdgeest daar om vraagt. Dit is natuurlijk een te respecteren attitude. Een vergelijking met de muzikale carrière van iemand als Neil Young, ook een kind van de jaren ’60, ligt voor de hand. Die heeft ook nooit zijn best gedaan om ‘in’ te zijn, al was hij het soms toevallig wél, namelijk op momenten dat wat hij deed precies aansloot bij de heersende trend. Bij Van Herk en De Kleijn is dit fenomeen ook duidelijk aanwezig: het bureau was op z’n hipst zo tussen 1985 en 1991, om daarna weer geheel uit de actualiteit te verdwijnen. Toch is hun oeuvre nadien met enkele knappe staaltjes gebruiksvriendelijk architectuur uitgebreid, zoals in het boek te zien valt aan de woningen op de Borneokade in Amsterdam (opgeleverd in 1999) en het Logiesgebouw van de Koninklijke Marine uit 2001.

Vriendenboek

Auteur Hans Ibelings, waarschijnlijk de meest ervaren monografieënmaker van Nederland, heeft de eer in dit boek het werk van Van Herk en De Kleijn te mogen duiden. Ibelings doet dat op een zinnige, overtuigende manier. In zijn tekst gaat het vooral om het sturen van licht, over de motivatie om tot een bepaalde vorm te komen, over het belang van gebruiksvoorwerpen, over hun onvoorwaardelijke liefde voor de stad, en over tal van andere belangrijke elementen in hun werk. Allemaal belangrijke thema’s, die soms maar een enkele regel krijgen. Van mij had de tekst van Ibelings nog wel wat langer en uitputtender mogen zijn. Dat geldt beduidend minder voor de andere twee tekstbijdragen in het boek, die eerder in een ‘liber amicorum’ thuishoren dan in een monografie. De bijdrage van Cilia Erens valt geheel in die categorie. De andere gastauteur, collega-ontwerper Adriaan Geuze, doet het een stuk beter met een interessante verhandeling over het kadreren van uitzicht. Maar hij schiet vervolgens onhoudbaar uit de bocht in onder andere zijn slotzin, waarin hij opschept over het feit dat hij ‘al in 1989′ wist dat Van Herk en De Kleijn architectuurtalenten waren. Knap, zo’n voorspelling achteraf. Rem Koolhaas wordt een hele grote, let op mijn woorden.

Relaxed

Een carrière van bijna veertig jaar in ruim 360 pagina’s vertellen is geen sinecure, zeker niet als die zich beweegt tussen kleding en stedenbouwkundige plannen. Toch zijn de samenstellers er in geslaagd vooral de ontwerphouding van dit bureau in alle schaalniveaus aantrekkelijk te presenteren, enkele schoonheidsfoutjes daargelaten. Het boek is conform de inhoud vormgegeven: ondanks het gewicht en de dikte is het een erg prettig object geworden om in de hand te houden, niet in de laatste plaats omdat het zo moeiteloos openvalt. De portee van het gebodene komt zo zelfs al bladerend uit de pagina’s naar boven drijven. Niet alleen de ogen en de hersens, maar ook de tastzin wordt geprikkeld, en dat pas uitstekend bij het vrije, losse, relaxte karakter dat het werk van Van Herk en De Kleijn zo prettig maakt.