Feature

Politiebureau wordt centrum voor film en cultuur

Sinds 1928 markeert een Amsterdamse School-politiebureau de zuidelijke entree tot de Utrechtse binnenstad. Otto Trienekens van Vertex architectuur en stedenbouw toverde het onlangs om tot een film- en cultuurcentrum; het Louis Hartlooper Complex.

Het nieuwe film- en cultuurcentrum komt gereed terwijl de voorbereidingen voor Nederlands grootste bioscoop op het Jaarbeursterrein in volle gang zijn. De megabioscoop van het Brusselse ES°TE group architects zal als eerste project van het Masterplan Stationsgebied in 2007 gereed komen. Het kleinste doek van dit achttien zalen tellende megaplex is groter dan het grootste doek van de huidige Utrechtse bioscopen. Toch zal er volgens de Wolff Cinema Groep ook aandacht worden besteed aan 'de meer artistieke' films, een rekbaar begrip. Daarnaast ligt er nog een plan van Wolff en filmhuis 't Hoogt voor een groot filmhuis voor de artistieke film. Tijdens eerdere besprekingen over dat 'cultiplex' bleken de visies van Wolff en Jos Stelling onverenigbaar. Stelling, filmmaker en eigenaar van Springhaver, het andere Utrechtse filmhuis, kwam daarop met een eigen plan. In 2001 kon Stelling dit plan toepassen op dit, zo goed als enige, Utrechtse gebouw in de stijl van de Amsterdamse School van architect J.P. Planjer.

Het voormalige politiebureau is opnieuw ingedeeld en gerenoveerd. Door nieuwbouw is het volume binnen de bestaande contouren verdubbeld. Alleen de ruiten verraden de nieuwe bestemming. Naar aanleiding van de oplevering werd 8 juli een bijeenkomst georganiseerd door de samenwerkende bureaus WSA en Vertex 'als voorbode van de toekomstige betekenis van het gebouw voor de Utrechtse stedelijke cultuur'. Het Utrechts centrum voor film en cultuur wordt een plaats voor film, video, debat, educatie en expositie. Naast lezingen werden er workshops gehouden met films over het leven in de stad. Workshopdeelnemers uit de filmwereld bleken pessimistischer over de (maakbaarheid van de) cultuur dan de deelnemers uit de hoek van de stedenbouw en architectuur. Hoewel Willem Sulsters van WSA stedenbouw nog relativeerde als sleutelen aan een draaiende motor.

Jos Stelling merkte tijdens een workshop op dat de stad, in een film over het leven in de stad, niet teveel identiteit mag hebben. De stad vormt dan zelf een karakter. 'Een stad moet archetypisch zijn, Rotterdam is dat. Amsterdam heeft teveel identiteit. Film werkt uitsluitend met clichés. Het gaat om het spanningsveld tussen die clichés. En dat spanningsveld is van de kijker.' De voornaamste uitkomst van de workshops was dat, hoewel interactie soms wordt verhinderd door het ontwerp, identiteit vast zit aan mensen en niet zozeer aan het ontwerp.

Deze conclusie sluit aan op de ontwerpvisie van Otto Trienekens. Hij ontwierp het complex op het te verwachten bezoek, een divers filmhuispubliek, van sjofel tot chique en voornamelijk boven de dertig. Centraal staat ontmoeting. Ontmoeting in verscheidenheid. De verschillende bars en terrassen van het Ledig Erf, het aangrenzende levendige stadsplein, worden als het ware in het gebouw voortgezet. De bezoekers worden bediend met een verscheidenheid aan verblijfsruimten met elk een eigen bar; een kleine galerie in de voormalige poort, een rustige salon die door samenvoeging van een aantal dienstvertrekken een weids uitzicht geeft over het Ledig Erf en natuurlijk de foyer in het hart van het gebouw.

Het Ledig Erf keert hier haast letterlijk terug. De foyer is een publieke ruimte, omgeven door buitenwanden, slechts van de hemel gescheiden door een glasdak.

De getrapte foyervloer van schoon beton verbindt de belangrijkste niveaus en functies en kan worden gebruikt als auditorium. Het beslaat ongeveer de helft van het voormalige binnenterrein. Het ligt alleen een meter hoger, want eronder bevindt zich zaal 1, de ingegraven grootste bioscoopzaal. Naast de foyer bevindt zich zaal 2 die als een houten schuurtje 'doos op doos' op zaal 1 is geplaatst. Deze zalen vormen samen met de foyer de nieuwbouw. De wanden van de nieuwe zalen contrasteren met de bestaande gevels. De bedoeling was om een 'black box' te maken met een naadloze polyurethaan gevelafwerking zoals toegepast door NL-architects. Maar problemen met de garantieverlening leidden tot eternietplaten met een polyester 2-componenten vloercoating van Bolidt. Het bobbelende oppervlak is bereikt door bepaalde condities tijdens droging.

De gevels van het door Planjer ontworpen gebouw zijn niet veranderd. Ook binnen lijkt het alsof er sinds 1928 niets meer aan het gebouw is gedaan. En dat is knap omdat de indeling grondig is gewijzigd. De filmzalen 3 en 4 grenzen door samenvoeging van een aantal vertrekken met een lange zijde aan de gevel. De zalen gebruiken de bestaande 'panoramavensters' om het publiek voor en na de film een uniek zijdelings uitzicht te bieden.

Trienekens omschreef het ontwerp als het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor ervaring. 'Eigenlijk doe je als architect niets. Er is in dit complex zoveel context. Daaraan valt niet veel te ontwerpen dan wat schuifbarren (bar annex toegang) en de kleurstelling. Maar de kroon op het werk is een tevreden opdrachtgever. Een architect hoeft niet meer te zijn dan dienstbaar.'