Deze zomer verscheen Unseen I slipped away van Maurice Nio, een intrigerende titel voor een boek dat uitdrukkelijk geen gewone architectenmonografie wil zijn, maar een verkenning van een aantal centrale thema’s in de architectuur, onderzocht vanuit haar uitersten.
‘Wat zijn soevereiniteit en enkelvoudigheid (singularity) in een wereld vol generieke en globale ontwikkelingen? Wat is identiteit in een tijdperk waarin het gebruik van dit woord niet langer in de mode is? En hoe kan men een uitzonderlijk en nauwgezet object ontwerpen zonder compromissen aan de ambiguïteit daarvan?’
Deze vragen, die prominent op het omslag van het boek zijn afgedrukt, vormen het uitgangspunt van Unseen I slipped away. Evenals deze op de architectuur geprojecteerde thema’s laveert het boek zelf ook tussen uiterste precisie en systematiek enerzijds en vage ambiguïteit anderzijds. De structuur is precies en gecodeerd, de inhoud daarentegen ambigu en afwisselend.
De hoofdopzet is op een bijna boekhoudkundige manier gesystematiseerd. Unseen I slipped away is het eerste deel van een trilogie onder de titel Priority, waarvan op dit moment overigens nog niet duidelijk is wanneer de overige delen zullen verschijnen. Elk deel behandelt een dubbel thema waarin de ‘essentie van de architectuur en de verborgen dimensies van het ontwerpproces op een onverwachte wijze aan bod komen’.; deel een ‘Sovereignity & Singularity; deel twee Sensibility & Sensuality’; deel drie Sublimity & Spiritality’. Elk deel benadert vier architectonische ontwerpen van Nio telkens op een andere manier; deel een beschrijvend, deel twee verklarend en deel drie onderzoekend.
De inhoud van deel een bestaat uit een inleiding en vier hoofdstukken. Elk hoofdstuk koppelt een gerealiseerd ontwerp aan een tekst. Afgezien van de inleiding waarin de tekst conventioneel over de gehele pagina is verdeeld, bestaan de hoofdstukken consequent uit een linkerpagina met een detailfoto van het ontwerp met daarover zeven tekstregels en een rechterpagina met bouwkundige details (het ‘bouwkundig’ detail wordt in de inleiding de ‘code’ van het object genoemd.) Deze systematiek wordt slechts onderbroken door een paar dubbelpagina’s met foto’s van het gebouw in zijn geheel.
In de inleidende tekst ‘Sovereignity & Singularity’ bespreekt Nio de noodzaak van de soevereiniteit van het object. Objecten kunnen door de subjectieve relatie die we met dat ene object hebben een specifieke betekenis krijgen waardoor ze – hoe alledaags en veelvuldig ze ook zijn – toch een enkelvoudige (singuliere) kwaliteit krijgen; een vergeelde foto, een geluksdubbeltje, een lievelingspop. Daarmee bouwen we een relatie met de dingen om ons heen op, die ons uiteindelijk in staat stelt zin te geven aan onze omgeving en daarmee aan het leven zelf. Een dergelijk singulier object is tegelijk vaag en helder, naakt en gesluierd. De betekenis is soms uiterst persoonlijk en gecodeerd waardoor het object uniek en onvervangbaar wordt en daarmee maakt het subject zichzelf onvervangbaar en soeverein. En dat is waar het om gaat. Zonder het expliciet te schrijven is het duidelijk dat Nio in zijn ontwerppraktijk op zoek is naar dergelijke kwaliteiten.
In de vier teksten bij vier ontwerpen wordt telkens geprobeerd op een voor dat ontwerp en/of dat thema geëigende manier in beeld en tekst iets duidelijk te maken dat het specifieke ontwerp overstijgt en tegelijk iets te onthullen van de specifieke enkelvoudigheid van dat ontwerp. Zo speelt in het eerste hoofdstuk over de vuilverbrandingsinstallatie aviTWENTe in Hengelo de vraag ‘Hoe ontwerp ik een gebouw alleen voor machines en niet voor mensen’ en daarbij een enorm gebouw met een langdurig ontwerpproces, een groot aantal betrokkenen, een ontwerp waarbij je bij voorbaat weet dat het vele malen zal worden aangepast? In het tweede hoofdstuk over de inrichting van het winkelgebouw The Village in Voorburg ‘Hoe een gebouw ontwerpen waarbij de opdrachtgever een volkomen wit interieur wil en jij als ontwerper de kleur wit eigenlijk haat.’
Bij het bedrijfsgebouw Wasco in Rotterdam gaat het om de poging om in een omgeving waar elk bedrijfsgebouw vreselijk probeert aanwezig en anders te zijn, een ontwerp te maken dat zicht terugtrekt, stil is en ‘verdwijnt’ (waardoor het natuurlijk juist uitzonderlijk wordt).
In het laatste hoofdstuk over de geluidswalwoningen in Hilversum worden korte persoonlijke favoriete (enkelvoudige) objecten van de verschillende bewoners afgewisseld met alledaags gezeur tussen ontwikkelaar en architect over problemen in het ontwerp en bouwproces. De teksten van elk van de hoofdstukken hebben een eigen stijl (van ‘conventioneel’ architectuurtheoretisch tot journalistiek) en ook de wijze van fotograferen wijkt af. Zo is het bedrijfsgebouw Wasco op de foto’s alleen te zien als ‘verborgen’ detail op de achtergrond en betreffen de foto’s van de geluidswalwoningen persoonlijke objecten van de bewoners.
Tussen alle ogenschijnlijke objectiviteit door zijn er echter evenveel raadsels verweven. Waarom staan er op de detailtekeningen bijvoorbeeld afwisselend kartonnen dozen (westers, generiek??) en veelal met touw of sisal gebonden verpakkingen (oosters, singulier??) afgebeeld? Waarom is de omslag van het boek wit, terwijl Nio die zelf de grafische vormgeving van het boek heeft gedaan, in hoofdstuk twee toch duidelijk maakt die kleur te haten? Wat is de betekenis van de titel? Is het een verwijzing naar het gedicht Noche Oscura (Zwarte Nacht) van de Spaanse 16e eeuwse mysticus San Juan de la Cruz?
Unseen I slipped away is een even precies als raadselachtig boek, in zoverre past het nauwkeurig in het thema dat Nio aan de orde wil brengen. Hoewel uitdrukkelijk aangekondigd als alles behalve een monografie, maakt het boek toch vooral veel duidelijk over Nio’s persoonlijke opvattingen en drijfveren als architect. De teksten zijn in een prettig leesbare, tegen het literaire aanleunende stijl geschreven, met veel referenties aan literatuur en film. Ze vormen daarmee een tot nadenken stemmende aanvulling op de doorsnee architectuurliteratuur.