De door Zecc Architecten tot woonhuis verbouwde watertoren van Soest heeft de Watertorenprijs 2004 gewonnen. Met respect voor de bestaande architectuur is het woonprogramma op een slimme manier over acht lagen verdeeld.
Steeds meer watertorens verliezen hun oorspronkelijke functie. Omdat watertorens vaak karakteristieke landmarks in dorps- en stadsgezichten zijn wordt er zelden direct overgegaan tot sloop en veelal gezocht naar een herbestemming waarbij met name het exterieur (maar soms ook een deel van het interieur zoals het waterreservoir) behouden kan blijven. Veel in onbruik geraakte watertorens worden daarom om niet of tegen grondkosten aangeboden aan bewoners/gebruikers die daarmee het onderhoud overnemen en de toren zodanig herbestemmen dat het oorspronkelijke karakter zo veel mogelijk behouden blijft.
Dat herbestemming tot woonhuis daarbij het meest voorkomt, betekent niet dat het bewoonbaar maken van een watertoren gemakkelijk is; het slanke hoge volume biedt weinig ruimte aan aaneengesloten gebruiksoppervlak, het waterreservoir zit vaak danig in de weg en de meeste watertorens hebben nauwelijks daglichtopeningen.
Zecc Architecten is er bij de bekroonde watertoren van Soest uitstekend in geslaagd deze problemen op te lossen. De toren werd in 1931 gebouwd naar een ontwerp van H.F. Mertens. Mertens was een vooraanstaande architect die in Nederland belangrijke bouwwerken ontwierp, zoals het hoofdkantoor van Unilever in Rotterdam. Ook ontwierp hij een vijftal watertorens, waarvan er vier gebouwd werden. De bakstenen toren van Soest met een ijzeren hangbodemreservoir wordt gekenmerkt door een heldere hoofdvorm, zorgvuldig geplaatste raamopeningen en een sobere detaillering.
Aan het exterieur is de herbestemming nauwelijks af te lezen. Aan de voorzijde is hoog in de toren een bescheiden rechthoekig raam aangebracht. Een groot deel van het extra daglicht komt binnen via een langgerekte verticale raamstrook aan de achterzijde. De toren heeft een ronde doorsnede met een diameter van een kleine zes meter bij een hoogte van 22 meter. Het totale woonprogramma is 250 m2 groot, maar verdeeld over acht lagen. Een belangrijke beslissing is geweest om ondanks de hoogte geen lift aan te brengen, daarmee werd op elke laag ruimte gespaard. De lagen zijn verbonden door middel van trappen – in verschillende uitvoeringen; beton, hout en onbehandeld stripstaal – die niet boven elkaar, maar juist als een spiraal in elkaars verlengde zijn geplaatst. Op zichzelf kost deze opzet weer ruimte, maar daar krijgen de gebruikers een soepele en interessante route architecturale voor terug. Bovendien is de hoogte van de toren langs de trapopeningen deels zichtbaar gebleven. Door de verschillende onderdelen op een slimme manier in elkaars nabijheid onder te brengen wordt al te veel traplopen voorkomen. Delen van de bestaande elementen zijn behouden en soms zelfs teruggerestaureerd. De eerste lagen bevatten woon- en eetrumten en de kinderslaapkamers. De bodem van het stalen waterreservoir is in het zicht gebleven. Onder het vat bevindt zich de badkamer. Het reservoir zelf is als autonome ruimte intact gelaten en voorzien van een vrijstaand 'woonmeubel' met functies voor ouders: slapen, werken, sauna, lezen.. De mooiste ruimte is ongetwijfeld de ouderslaapkamer op het stalen vat in de top van de toren. Van daaruit is zicht op de oude dakconstructie en kan door middel van een stalen spiltrap het dakterras met magnifiek uitzicht over de omgeving worden bereikt.