Feature

Rood voor groen?

Ontwikkelingsplanologie is in. De rijksoverheid heeft de traditionele toelatingsplanologie losgelaten en laat gemeenten en provincies nu zelf bepalen waar bebouwing en landschap een plek krijgen. Het Rood-voor-groen principe wordt beschreven als een vorm van ontwikkelingsplanologie bij uitstek. De verwachtingen zijn hoog, maar is dit terecht?

Slechts weinigen betwisten het nut en de noodzaak van groen, echter de hoeveelheid geld die de overheid voor de ontwikkeling hiervan beschikbaar stelt wordt steeds minder. Daarmee groeit de vraag naar aanvullende financieringsmogelijkheden. Een mogelijkheid is het Rood-voor-groen principe: een deel van de opbrengsten dat wordt verdiend bij het bouwen in het groen, wordt gebruikt om elders nieuw groen te ontwikkelen. Of zal dit achterhaald worden door de Nota Ruimte, waarin meer ruimte komt voor rode functies zonder 'groenbelasting'? Op woensdag 17 november werd in Hotel Haarhuis (Arnhem) hierover een discussiemiddag georganiseerd door Landwerk (tijdschrift voor de inrichting van het landelijk gebied) en VVA-Larenstein (Vereniging van afgestudeerden Larenstein).

Feit is dat de rijksoverheid zich verder terugtrekt. De grote vraag is of de gemeentes en provincies hun nieuwe rol aankunnen. Het roer moet in ieder geval drastisch om. Er zijn nieuwe financieringsmethoden nodig voor nieuwe natuurgebieden. Bescherming van wat waardevol is kan niet op de 'oude' manier, aldus Frans Evers co-auteur van het boek Rood voor Groen. Van filosofie naar resultaat en onderzoeker aan de universiteit van Tilburg. De opgave is niet meer beschermen, maar duurzaam ontwikkelen. Duurzame ontwikkeling betekent een evenwicht tussen sociale, economische en ecologische belangen. Financiële consequenties zijn er op alle niveaus, zo stelde hij. Het gevolg van plannen met rood voor groen is dat de overheid op een totaal andere manier moet gaan denken en werken. Landschap en stad moeten als één geheel benaderd worden. Dit heeft als consequentie dat ontwerpers van bestemmingsplannen over hun eigen grenzen heen moeten kijken en dat de overheid met de marktpartijen om tafel moet gaan zitten om over groen te praten. Evers gebruikte 'Chinees honkbal' als metafoor voor duurzame ontwikkeling; op het moment dat de bal geslagen is mag de honkman met het honk gaan lopen. Zo is het ook met duurzame ontwikkeling stelt hij, alle partijen moeten uit hun comfort zone tevoorschijn komen en het spel op een nieuwe manier gaan spelen.

De praktijk in beeld

Het landschap van de Over-Betuwe is in de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Steeds meer mensen willen er wonen en werken. Een vergelijking van het KAN-gebied (Knooppunt Arnhem Nijmegen) anno 1950 met dat van 2010 levert maar één conclusie op: er is geen tegenstelling meer tussen stad en land. De veranderingen hebben geleid tot versnippering en eenvormigheid van het Over-Betuwse landschap. Om hier tegenwicht aan te bieden, willen de gezamenlijke gemeenten tussen Arnhem en Nijmegen een groot regionaal park ontwikkelen. Het landschapspark Park Over-Betuwe, dat circa 1.250 ha. groot moet worden, schept mogelijkheden voor duurzame natuur- en waterbeheer waarbij het tegelijkertijd een recreatiegebied van formaat vormt. Ook blijft er ruimte voor landbouwactiviteiten. Ondanks de vele beschikbare miljoenen vanuit de overheid is de financiering nog niet rond. Er is een tekort van 20 miljoen wat de lokale overheden en marktpartijen moeten zien op te hoesten. Is de regio daartoe in staat? Jaap Modder (voorzitter KAN) stelde dat het geld er simpel weg moet komen; realisatie van Park Over-Betuwe is in de eerste plaats van publiek belang, waar alle partijen in de regio zich voor moeten inzetten. Verder pleitte hij voor een transformatie op het gebied van planontwikkeling, samenwerken met maatschappelijke instituties is noodzakelijk. Ontwikkelaars moeten leren deals te sluiten met de milieupartijen. Een volledig nieuwe juridische aanpak is nodig om tot een duurzame transformatie te komen. Over-Betuwe moet het stadspark van de 21e eeuw worden.

Jan Brouwer (wethouder buitengebied Over-Betuwe) was sceptisch over de tendensen. Rood-voor-groen was inderdaad het plan voor de Over-Betuwe. Realiteit is dat het rood in de vorm van VINEX-locaties al gerealiseerd is en de groene contramal vooralsnog uit de planvorming is gehaald. De vraag die Brouwer zich stelde was: laat ik nog meer nieuwe roodfuncties toe in het landschap in ruil voor groenontwikkeling? Hij stelde dat diegene die het groen aantast, het ook moet compenseren. Tijdens de afsluitende discussie werd dan ook gepleit voor een Groen-voor-rood benadering; eerst het groen ontwikkelen, daarna pas het rood maken.