Vragen, vragen en nog eens vragen. Daar draait het in de tentoonstelling ‘bright minds, beautifull ideas’ om. De tentoonstelling laat zien dat wanneer ontwerpers zichzelf en hun omgeving met enige onzekerheid benaderen de grens met kunst wordt opgezocht.
Wat is 'design' eigenlijk? Vroeger, toen ik nog studeerde, was dat gewoon engels voor 'vormgeven'. Tot op de dag dat ik thuiskwam om de was te doen en mijn moeder aan de buurvrouw stond uit te leggen dat ik 'aan disain' deed. Geen kwaad woord over mijn moeder, maar het betekende voor mij wel het einde van het begrip design als slechts een vertaling. Design had een status verworven die boven gewoon goed ontwerpen uitstak. Het was zelfs de slagroom op een goed ontwerp geworden en dat kon blijkbaar iedereen zien. Het leek het moderne ornament aan een toch al goed product.
Wat onderscheidt een productontwerper van een architect? Waarom heeft hij in zijn vroege opleidingsjaren niet voor die andere discipline gekozen? Was het de schaal der dingen die hem niet beviel? Of was het aanlokkelijk om tegen de luxe van de vrijheid (design) binnen het vak te kunnen aanleunen?
Op weg naar deze tentoonstelling nam ik een ontbijt in een dichtbij de Kunsthal gelegen etablissement. Tijdens de koffie bladerde ik door een aantal woon- en designtijdschriften. Allen spraken ze over het 'eclecticisme' waar we ons momenteel in bevonden. Hoe meer artikelen aandacht besteden aan deze term des te vlakker hij begon te worden. Zonder te willen pretenderen dat ik weet in welke stroming we ons momenteel bewegen of dat we überhaupt een rode draad volgen, lijkt me dat toch te kort door de bocht. 'Alles mag als je je er maar lekker bij voelt!' staat er eigenlijk. Daar kan je je lezers niet mee naar huis sturen. Dat klinkt als: 'wij weten het even niet meer, dus zoek het zelf maar uit'.
En dan stuurt ArchiNed mij naar deze tentoonstelling. Een interieurarchitect! Zijn wij niet opgeleid om de oude haatliefde verhouding tussen architect en productontwerper in de minne te schikken? Hoe mooi is het dan om voor architecten een tentoonstelling over productontwerpers te mogen bekijken in een tijd dat niemand het even lijkt te weten.
Ik snap dat productontwerpers hard op zoek zijn naar uitdagingen op het vlak van zelfontwikkeling. Ik snap ook dat die bijna niet meer van opdrachtgevers komen. Dus houd je tijd over en gebeurt er blijkbaar dit: vrije expressie binnen de toegepaste kunst. Dat lijkt ook de reden te zijn waarom de algemene opinie over eclecticisme spreekt. De eens zo eenduidige stroom van voorbeelden om vormgeving en architectuur te kunnen begrijpen en categoriseren wordt steeds meer een expressie van persoonlijke emoties.
De Kunsthal heeft een mooie combinatie weten te maken van een aantal kopstukken uit binnen- en buitenland. Het werk van Charles en Ray Eames en Bruno Munari wordt vergeleken met het werk van de hedendaagse ontwerpers Martí Guixé en Jurgen Bey. Hierbij ligt de klemtoon vooral op de experimentele kant van ieders werk. Bij de eerste twee worden projecten getoond waarbij de ontwerpers als onderzoekers vooral de perceptie van de dingen om ons heen willen blootleggen. De laatste twee zijn in hun getoonde werk voornamelijk de grenzen van (her)bruikbaarheid en (her)leesbaarheid aan het verkennen. En weer komt de prangende hoofdvraag aan bod: 'Wat is design?'. Wat voor mijn gevoel het antwoord hierop lijkt te zijn is dat design de plek is waar elke vormgever zich vrijelijk mag bezighouden met zijn eigen wereldse dilemma's en dus vragen mag stellen in plaats van antwoorden formuleren. Het mooie van een vormgever zijn, is dat er een medium klaar ligt om dit in te uiten. Waar een kunstenaar nog wel eens moet zoeken lijken de thema's voor vormgevers voor het oprapen te liggen. En als er geen opdrachtgever zo gek te krijgen is om het experiment te sponsoren zijn er altijd nog de subsidies.
Architecten willen nog wel eens jaloers kijken naar de vrije ontwerpdriften van productontwerpers, met graagte en dankbaarheid worden uitkomsten opgepakt en geïntroduceerd op een andere schaal. Wellicht is dat de reden dat mijn vak weer steeds meer een gedeeld territorium begint te worden van beide ontwerpdisciplines waar gezamenlijk naar hartelust wordt geëxperimenteerd. De achtertuin van de ene grenst toch al aan de voortuin van de ander. Misschien was er in de basis wel nooit zoiets als interieurarchitectuur, maar konden architecten en productontwerpers de gemeengrond even niet slechten en moest er een gat gedicht worden. Nu staan we met deze tentoonstelling aan de vooravond van het einde van die periode en noemen we dat in de volksmond eclecticisme. De vraag 'Wat is design?' houdt iets extra's in, door het moment waarop de vraag gesteld wordt, en wil nu wellicht ook duiden op een uitzicht op andere tijden. Vragen naar je bestaansrecht is altijd een luxepositie. Binnenkort hebben architecten en productontwerpers elkaar gewoon weer gevonden en kan het slopen van de tuinschutting de basis vormen voor een nieuwe generatie vormgevers.