Twee jaar lang heeft het projectbureau Geest en Grond door middel van inventarisaties, prijsvragen, debatten, workshops en symposia en met medewerking van kunstenaars, architecten, stedenbouwkundigen, onderzoekers, politici en bewoners gewerkt aan de cultuurhistorische identiteit van de Zuid-Hollandse Duin- en Bollenstreek.
‘Onderzoek welke rol cultuurhistorie kan spelen bij de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in de Duin- en Bollenstreek.’ Dat was kortweg de vraag waar het project Geest en Grond in twee jaar tijd een antwoord op trachtte te geven. De kwestie of, en zo ja, hoe cultuurhistorie een rol kan of moet spelen is hoogst actueel. In de Cultuurnota 2001-2004 werd het begrip culturele planologie geïntroduceerd en ook in de Nota Ruimte wordt aandacht geschonken aan de (omgang met) cultuurhistorie.
Geest en Grond is in dit opzicht een belangrijk project, het is voorbeeldig en grondig uitgevoerd, er is ruim de tijd genomen en het aantal betrokkenen is bijna niet te tellen. In grote lijnen bestond het traject uit drie fasen. In 2002 werd gestart met een inventarisatiefase waarin onderzoekers en kunstenaars op zoek gingen naar de karakteristieke cultuurhistorische elementen en naar actuele vraagstukken die in de planningsmachinerie vermalen dreigen te worden. Op basis van deze bevindingen is een tweede fase gestart met een drietal prijsvragen; Bulb and Breakfast (ontwerp een tijdelijke logiesvoorziening in een oude bollenschuur, inclusief marketingplan en logo), Het gewenste landschap (een ontwikkelingsstrategie voor bedrijventerrein Delfweg in Noordwijkerhout) en Nieuw Erfgoed (regiospecifieke architectuur voor toekomstige woningbouw gebaseerd op cultuurhistorische kwaliteiten van de streek.) Vervolgens zijn de beste resultaten van de verschillende prijsvragen in een derde implementatiefase op een concrete locatie verder uitgewerkt. Deze resultaten zijn, inclusief de voorronden en andere tekst- en beeldbijdragen gebundeld in een catalogus, tentoongesteld in het projectbureau en besproken tijdens een afsluitend symposium in de veiling van Lisse.
Grondiger kan het niet en de resultaten zijn er dan ook naar; ze kunnen zo uitgevoerd worden. Maar daar zit ‘m dan wel de kneep. Gespreksleider Bert van Meggelen merkte tijdens de presentaties meerdere malen onthutst op: ‘Toen ik dit plan zag, dacht ik: Als er één plan kan worden uitgevoerd, dan is het dit wel.’ Om vervolgens te moeten constateren dat – hoe realistisch en gemakkelijk uitvoerbaar ook – de werkelijkheid weerbarstig is en de bewoners – hoe veel medewerking er ook was – argwanend. Het vergaand uitgewerkte plan voor trekkersverblijven in oude bollenschuren heeft tot op heden niemand gevonden die het experiment aandurft. Het uiterst simpele plan om het stro dat gedurende de winter op de lege bollenvelden ligt met een gifvrije kleurstof te bewerken evenmin. Wellicht dat de plannen in het kader van Nieuw Erfgoed (een marketingplan voor het historische Warmond en een uitbreidingsplan voor Voorhout) nog een vervolg krijgen. Het meest nijpende probleem, de enorme berg opeengehoopt slib in de sloten (door het projectbureau het ‘chemisch erfgoed’ genoemd), kreeg met het voorstel van Artgineering misschien niet de meest realistische uitwerking (drogen op het dak van een nieuwe bollenschuur), maar het geeft wel een slimme oplossingsrichting die de vervuiling – met winst – in de eigen streek verwerkt.
Goede voorstellen, maar tot nu toe weinig concreet resultaat. Het kan overigens nog komen, er is een speciale stichting in het leven geroepen die het ideeëngoed in de streek voortzet. In een voorwoord schetst Geest en Grondorganisator Hans Venhuizen de dubbele spagaat waar culturele planologie in verwikkeld raakt. Wie alleen beschermt, kan niet ontwikkelen en dus moet de aandacht, na het vaststellen van de culturele kwaliteiten uit het verleden, zich richten op de vraag hoe die kwaliteiten vertaald kunnen worden binnen de ruimtelijke planvorming van de toekomst. Behouden en toch (noodzakelijk) veranderen dus. Daarnaast conflicteert het zoeken naar innovatie (en het inschakelen van min of meer autonome kunstenaars) met het streven naar een breed draagvlak en politieke haalbaarheid. Innovatie vraagt om aanpassing van oude waarden, argwaan in de streek tegen deze veranderingen levert zelden voldoende draagvlak. Waarschijnlijk is het vooral een kwestie van tijd, geduld en hardnekkig doorwerken.
Voorlopig is er nog genoeg werk aan de winkel voor de cultureel planoloog.