Recensie

Eindhoven ‘Perenstad’

‘Eindhoven de groenste’, met een tentoonstelling wil het ArchitectuurCentrumEindhoven het groene aspect van Eindhoven belichten, en zes sprekers mochten tijdens een stadsdebat hun zegje doen over groen in Eindhoven.

De sprekers werd gevraagd te reageren op de vraag: 'Wat is de rol van groen in een moderne dynamische stad als Eindhoven. Waar liggen de prioriteiten en hoe kan het groen bijdragen aan een stedelijke kwaliteit.' Solange Beekman (gemeente Eindhoven), Atelier Veldwerk (de kunstenaars Rudy Luijters en Onno Dirker) en vier sprekers van de landschapsarchitectenbureaus, West 8, Karres en Brands, Juurlink en Geluk en Buro Lubbers gaven in het debat onder leiding van Eric Luiten hun zeer uiteenlopende 'groene' denkbeelden prijs.

'Maar wat is nu 'groen'?', vroeg Eric Luiten meteen aan het begin van het debat. Met de Eindhovense statistieken paraat: 4 hectare rozen, 5 kilometer hagen, 277 hectare gemaaid gazon, 154 hectare 'doorgroei' gras en 79000 bomen, waaronder de tien meest voorkomende Eindhovense soorten met als meest opvallende de peer op plaats negen en bovenaan de treurberk, plataan en zomereik, en de woorden 'alsof een kleur die prachtige differentiatie kan dekken' werd het woord 'groen' verbannen en vervangen door 'groeiende voorziening', 'levende structuur', of dan ten minste door het iets genuanceerdere 'olijfgroen'.

Cor Geluk met de aanplant van zo'n 1000 eiken verspreid over vier locaties in Eindhoven medeverantwoordelijk voor de hoge top-tien-notering van de zomereik, ontleedde Eindhoven in 42 los van elkaar liggende cirkels. Hij zag Eindhoven als het Brabantse Los Angeles, een stad zonder coherent stadsbeeld, en verplaatste de nadruk van het aaneengebonden weefsel naar de plek, de cirkels. Meteen daaraan toevoegend: 'We hebben pas 4 van de 42 cirkels mogen doen…'.

Ludiek maar gemeend was de kritiek van Peter Lubbers op het opdrachtgeverschap. 't Zand, een geslaagd project van Buro Lubbers, werd vergeleken met Meerhoven. Laatstgenoemde steekt schril af bij de overdaad aan 'groeiende voorziening' in de bosachtige woonwijk 't Zand. Kwarrige eikjes en berkenbosjes zouden in Meerhoven refereren aan de beplantingssfeer van het naastgelegen Kempisch landschap. Daar is echter niks van terechtgekomen doordat de gemeente Eindhoven slechts een fractie van het voorgestelde aantal boompjes heeft aangeplant. Als 'daad' stelt Buro Lubbers de nooit aangeplante berkenboompjes nu als een woud ten toon in de expositie. Met op één van de berken een brief geprikt. Waarop doodleuk wordt gemeld dat ook het meer, 'slechts' het basisidee voor het stedenbouwkundige plan Meerhoven, eveneens niet doorgaat.

1 beeldenshow Atelier Veldwerk

2 expositie

Groen is een kleur tussen geel en blauw, met een golflengte tussen de 520 en 565 nanometer en symboliseert hoop. De vraag gaat niet over het 'groen', maar over de rol van de openbare ruimte, stelde Robert Schütte van West 8. 'Geen straten, wegen, pleinen of parken zonder adres en geen adres zonder straat, weg, plein of park' was zijn adagium. Hij pleitte voor de terugkeer naar het negentiende eeuwse stadsweefsel met lanen, boulevards, gesloten bouwblokken en parken. En dan juist programmaloze parken zonder restricties of doelgroepen waardoor het park het openbare karakter behoudt. In tegenstelling tot Cor Geluk, die de nadruk legde op verbijzondering van plekken, hield Robert Schütte een pleidooi voor het traditionele aaneengesloten stadsweefsel. In een als geheel ontworpen stad, als kunstwerk, ontstaan geen restruimtes zonder adres, de 'suffe plantsoenen', of adressen zonder plein, park of straat.

Rudy Luijters becommentarieerde de 'groeiende voorziening'. De plastic bomen op het station, de plantenbakken, alias vuilnisbakken, gemaakt van stalen looproosters, schijnbaar lukraak geplaatst door de hele binnenstad, konden hem niet bekoren. Het 'gemaaid gazon' met een totale oppervlakte gelijk aan 277 voetbalvelden verspreid door de stad werd door hem ook niet gewaardeerd: 'Al die plantsoentjes, kan het niet wat minder?!'

Silvia Karres speelde hierop in door haar ergernis uit te spreken over die 'suffe plantsoenen' waar echt niemand iets mee kan. Ze pleitte voor het 'spontane'. Als voorbeeld gebruikte zij een hoop zand op straat die ogenblikkelijk in beslag wordt genomen door spelende kinderen. Bovendien hekelde ze de cultuur van ongeduld, elk jaar een nieuw verhaal en richting, funest voor een mooie 'groeiende voorziening': 'dingen moeten de tijd krijgen mooi oud te worden'.

Na de vijf korte pleidooien, zeven-en-een-halve minuut per spreker kwam het niet echt tot een bruisende discussie, al viel de bijeenkomst onder het kopje 'stadsdebat'. Misschien was dat ook niet de bedoeling en gezien de verfrissende en bekijkenswaardige tentoonstelling ook nog eens totaal overbodig. Algehele consensus werd snel bereikt over de kwestie 'plantsoenen', die kunnen weg. Bij de functionele en esthetische aspecten van plantenbakken, vermomd als paellabakken en gebruikt als vuilnisbakken, zette ook iedereen vraagtekens. Vanuit het publiek werd nog wel gemeld dat de gemiddelde Eindhovenaar die bakken fantastisch vindt en ze niet bont genoeg kunnen zijn. Aan het einde leek de slogan 'Eindhoven de groenste' nog te sneuvelen toen Cor Geluk het wel heel opvallend vond dat de peer in de bomen top tien staat en Eindhoven wilde omtoveren tot 'Eindhoven perenstad'. Deze ludieke kwinkslag snel in de kiem gesmoord door het tasje biologische producten dat de sprekers in ontvangst mochten nemen en bleef Eindhoven 'de groenste'.