Feature

Aardbeving bestendig geperforeerd koper

Onlangs riep tijdschrift Wallpaper het nieuwbouwproject van het De Young museum in San Francisco van Herzog & de Meuron uit tot ’the most anticipated building of 2005′. Vol verwachting klopt ons hart. Het geeft een beetje de status weer van de architecten van het museum, waarvan het werk vanaf 22 januari te zien is in het NAi. Steven van Teeseling doet verslag vanaf de bouwplaats van het New De Young.

Het moet gezegd, het gebouw is een kunstwerk. Een indrukwekkende koperen sculptuur temidden van het altijd groene en zonovergoten Golden Gate Park. Twee elementen springen meteen in het oog: een ranke, zich naar boven toe draaiende observatietoren aan de ene kant, en een meer dan zeven meter lange overkraging aan het andere uiteinde van het gebouw. Het gehele volume is bekleed met een soort gordijn van geperforeerd koper, dat door zijn structuur het licht geleidt naar de binnenplaatsen, maar ook de gevel voorziet van de naam van het museum. Zo overzichtelijk als de buitenkant is, zo complex is de indeling van het museum zelf. Het grondplan kenmerkt zich door een serie van onregelmatig gesitueerde binnenplaatsen waar de verschillende verdiepingen en onderdelen van de collectie als ijsschotsen over elkaar schuiven.

Aanleiding voor de nieuwbouw was de aardbeving van 1989. Het museum moest vanwege onherstelbare schade de deuren sluiten. Voor het nieuwe De Young werd een prijsvraag uitgeschreven die de Zwitserse architecten Herzorg & de Meuron wonnen. Aan hen de taak een ‘bevingsbestendig’ museum te ontwerpen waarin de bezoeker de onderlinge verbondenheid zou kunnen ervaren van de kunst van verschillende culturen en uit verschillende tijdperken. De collectie van het museum bevat zowel 19e eeuwse klassieke Amerikaanse schilderkunst, als gebruiksvoorwerpen uit Oceanië en Afrika en moderne kunst uit Europa. Hoewel lang een paviljoenmodel werd overwogen, besloten de architecten uiteindelijk de collectie samen te brengen onder één dak, in een gebouw dat qua vorm aan een schip (een ark?) doet denken. Sommige ruimten lijken op die van de Tate Modern in Londen, waarmee de architecten wereldfaam verwierven. Wit, hoog, strak en imponerend. Adembenemende daglichtzalen, hallen haast, met onzichtbare geluids-, alarm- en klimaatinstallaties. Andere ruimten zijn bewust laag en menselijk gehouden. En er zijn rustige kamers met veel hout en doorkijkjes naar de door Walter Hood ontworpen tuinen.

Speciaal aan het gebouw, en typisch voor Herzog & de Meuron, is de grandeur van de vrije, open ruimte. Door de slimme stapeling en routing van de zalen wordt de bezoeker optimaal de gelegenheid gegeven rond de kunstwerken te lopen en afstand te nemen. Buiten wordt veel extra ruimte gelaten voor tuinen grenzend aan het park. Kunst, architectuur en natuur lopen in elkaar over en versterken elkaar. Voor de schil van het gebouw is gekozen voor warme, natuurlijke materialen; steen, hout, glas en koper. De inspiratiebron voor het speciaal vervaardigde geperforeerde koper is het licht dat door een bladerdak valt, gefragmenteerd, impressionistisch. Het zorgt ervoor dat vanuit het museum wel naar buiten gekeken kan worden, maar dat het bouwvolume van buitenaf één geheel wordt. Na verloop van tijd zal de heldere koperkleur veranderen in een donkere kaneelkleur en uiteindelijk in een vol groene patina die zal wegvallen in de omgeving. Deze camouflagetechniek gaat samen met een opvallende sculpturale vorm. De deels ingegraven horizontale doos van het museum wordt in evenwicht gebracht door de ranke, gedraaide, negen verdiepingen hoge toren. Rank in verband met de strenge schaduw-regulering in San Francisco (een nieuw gebouw mag niet meer schaduw genereren dan zijn voorganger). Gedraaid, om de situering in het park samen te brengen met de gridstructuur van de straten ernaast. Maar misschien blijft het meest opvallende deel van het museum toch wel die enorme overkraging, waaronder straks in de aangename schaduw een ‘latte’ gedronken kan worden.

Voor sommige critici zijn de gebouwen van Herzog en De Meuron neutrale, supermodernistische, minimalistische dozen. Het architectonische equivalent van de zo verfoeide globalisering: overal hetzelfde recept, in opdracht van de commercie. Maar het is niet die moderne leegte die de architectuur van het New De Young kenmerkt. Het museum is eerder helder dan streng, meer geconcentreerd dan spectaculair, eerder tactiel dan afstandelijk. Herzog & de Meuron zijn erin geslaagd intelligente, innovatieve én toegankelijke architectuur te maken, die werkelijk een relatie aangaat met de bezoeker. Ze weten zich daarnaast op een overtuigende manier te onttrekken aan de museumwedloop wereldwijd, waar het lijkt te gaan om de meest sensationele of schokkende ‘landmark’ – hyperstimulering van de bezoekersaantallen, meestal ten koste van de geëxposeerde kunst. Architectuur is hier veel meer dan het bouwen van een opvallende ruimte voor een kunstcollectie. Het gaat erom ruimte te laten voor inspiratie en verwondering, voor verbeeldingskracht en betrokkenheid bij de kunst.