Recensie

Jaarboek L & S 01-03

Eindelijk is hij er weer: het nieuwe ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw in Nederland 01-03’ van uitgeverij Thoth. Herkenbaar vormgegeven, in vrijwel exact dezelfde lay-out als de vier eerdere jaargangen, geeft het boek met een veertigtal goed gekozen inspirerende en minder inspirerende plannen een impressie van de stand van zaken op het gebied van de ruimtelijke inrichting in Nederland.

Doelstelling van de selectiecommissie (bestaande uit Ruud Brouwers, Ton Hartman, Sylvia Karres, Martin Knuijt en Frits Palmboom onder leiding van Tineke Blok) was het presenteren van een aantal vernieuwende plannen welke alert en kritisch zijn en eventueel een voorbeeldfunctie kunnen gaan vervullen voor vakgenoten. Opvallend is dit keer, vergeleken met vorige jaargangen, het grote aantal daadwerkelijk gerealiseerde projecten. Ondanks de recessie wordt er blijkbaar nog steeds kwaliteit opgeleverd. De makers van de plannen zijn vooral de inmiddels bekende namen van reeds gevestigde bureaus zoals onder andere West 8, H+N+S en BVR. Op Vinex gebied is slechts één plan opgenomen, de kastelen van Haverleij. Gezien de omvang en impact van de vele Vinex-locaties geeft het te denken waarom hierbinnen niet meer projecten zijn geselecteerd. Ondanks de zeer middelmatige kwaliteit van de doorsnee Vinex zou hier meer over gesproken moeten worden, zeker in dit als overzicht gepresenteerde jaarboek.

Het boek is verrijkt met een tiental boeiende essays waarin enkele relevante nieuwe ontwikkelingen beschreven worden. Zo beschrijft Ivan Nio de moeizame zoektocht naar nieuwe vormen van collectiviteit in de stedenbouw. Over dit thema zijn verderop in het boek enkele vernieuwende projecten opgenomen zoals Friezenlaan in Tilburg en de nieuwe dorpse nederzettingen Techum en Cronenburgh. In een ander essay geeft archeoloog Jan Kolen een scherpe visie op de dilemma’s van historisch erfgoed, de Nota Belvedere en het vastklampen aan een ‘lost world’. Zo is op het bij dit essay geplaatste statisch ogende kaartje van Nederland te zien dat bijna de helft van het grondgebied als cultuurhistorisch waardevol (en dus onaantastbaar?) wordt aangetekend. Nogal dubieus voor ons jonge en kunstmatige polderlandschap.

De veertig geselecteerde projecten zijn ingedeeld in zeven afzonderlijke categorieën: stedelijke uitbreidingen, herstructurering van de stad, parken en tuinen, openbare ruimte, werkgebieden, infrastructuur en regionale plannen & plannen voor het landelijk gebied. Het jaarboek 01-03 toont dit keer relatief veel herstructureringsplannen waarbij het niet alleen gaat om jaren ’60 wijken en voormalige werkgebieden maar ook om gerenoveerde stadsparken zoals het Amsterdamse Erasmuspark of een oncalvinistische ‘extreme make-over’ van het centrum van Lelystad. Duidelijk is dat in herstructurering de grote opgave voor de toekomst ligt. Terecht word er in dit jaarboek op gewezen dat voor het goed kunnen beantwoorden van deze nieuwe opgave begrip van het verleden noodzakelijk is, wat overigens niet betekent dat niet met het verleden gebroken zou mogen worden. De maar liefst tien geselecteerde plannen in deze categorie laten zonder uitzondering een heldere aanpak van het probleem zien.

De plannen in de categorie openbare ruimte stellen enigszins teleur. De selectiecommissie heeft slechts drie plannen in deze categorie de moeite waard om te vermelden gevonden. Zal dit te maken hebben met teruglopende budgetten of is de veelgeprezen integrale aanpak van de buitenruimte verworden tot een liefdeloze cosmetische routine behandeling? Het eenvoudig maar zeer aangenaam vormgegeven plan Friezenlaan vormt in deze categorie een positieve uitzondering evenals het nog in ontwikkeling zijnde veelbelovende plan voor de Csaar Peterbuurt in Amsterdam.

In de categorie infrastructuur worden achtereenvolgens twee nieuwe openbaar vervoersassen beschreven, een interessante ‘View from the road’ studie voor de A12 en het nogal driedimensionale plan Sijtewende te Voorburg.

De laatste categorie, regionale plannen, laat als afsluiting een aantal bescheiden maar daarom zeker niet minder interessante plannen zien waarin water een heel belangrijke rol speelt. Jammer dat over het thema water geen apart essay is verschenen, bijvoorbeeld in het kader van ontwikkelingen als Meerstad bij Groningen of het buitendijks wonen.

De naamsbekendheid van het tweejaarlijks terugkerende ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw in Nederland’ gaat inmiddels tot ver buiten onze landgrenzen. Naast de tweetalige Europese versie wordt dit overzichtswerk inmiddels ook met een Chineestalige editie in China op de markt gebracht! Kortom, een zinvolle aanschaf voor iedereen die zich serieus met ruimtelijke inrichting bezig wil houden.