Feature

Feijenoord – Ajax

In de Arminius kerk van Henri Evers, tussen Boijmans en Van Lanschot Bankiers in, organiseerde de Rotterdamse Kunststichting samen met het NRC een debat over de creatieve stad. Sinds Richard Florida’s boek ‘The Rise of the Creative Class’ (2002) is dit een hot item onder gemeentebestuurders.

Florida signaleert in zijn boek dat economische bedrijvigheid de ‘creatieve klasse’ volgt. Sindsdien probeert iedere stad zichzelf te branden tot creatieve stad. Tot Hoogeveen (Zuid Drente) aan toe, zo bleek. Overal waar kunstenaars, bohémiens en homoseksuelen in grote getale aanwezig zijn, volgen multinationals en andere bedrijven vanzelf. En dan is er nog de eigen economische bedrijvigheid van de creatieve industrie.

Bestuurders keren dit graag om: als we nou eerst heel veel kunstenaars en homo’s binnen weten te halen, dan komt het vanzelf goed met de economie. Het debat was onderdeel van een reeks met de titel: De stad als laboratorium: wethouders met een missie. En een missie hadden ze. Nog voordat het debat begon, pochte de Rotterdamse Wethouder van Cultuur Stefan Hulman in de bank achter mij tegen een Haagse bestuurder dat ze ‘North Sea toch wel mooi kwijt waren nu.’ En dat zat Den Haag ’tot hier’. ‘Hadden ze maar beter moeten opletten’ vond Hulman.

Arjo Klamer, hoogleraar Economie van kunst en cultuur aan de Erasmus Universiteit begon met een relativering van Florida’s onderzoeken. Dat beroepsgroepen en sectoren bij elkaar kruipen en elkaar daardoor versterken is niets nieuws, dat doen schoenwinkels ook, en dat het ambacht aan het verdwijnen is en de economie het steeds meer van kenniswerkers zal moeten hebben ook niet. Nog afgezien van het feit dat Florida zo’n beetje iedereen tot de supercreatieve kern rekent, van juristen en consultants tot docenten en bestuurders, is het merkwaardig dat de creatieve sector probeert commercieel te worden terwijl de commerciële sector een creatief imago probeert te ontwikkelen. Middel en doel worden volgens Klamer verwisseld, cultuur is iets wat we doen omdat dat belangrijk is en dat betalen we van ons normale werk. Mocht dat positieve economische bijverschijnselen hebben dan is dat mooi meegenomen. Op het moment dat je bewust geld gaat steken in de stimulering van cultuur met als doel het stimuleren van de economie val je onherroepelijk door de mand. Maar er moet wel iets gebeuren vindt Klamer want met alleen haven en industrie red je het niet.

Nu kon de wedstrijd echt beginnen. Frits Huffnagel, wethouder Financiën, Economische zaken, Luchthaven & ICT in Amsterdam deed de aftrap: ‘Wat Richard Florida beschrijft is Amsterdam; dat werkt, dus dat is goed, wij hebben dat allemaal al, Rembrandt, Concertgebouw, van Gogh, de Reguliersdwars, en daar gaan we mee door. Rotterdam is toch een wat pathetisch geval. Concentreer je nou op sport, de haven en architectuur, daar zijn jullie historisch gezien goed in (jullie hadden daar natuurlijk ook de ruimte voor na de oorlog), verder is het toch een beetje een achterhoede gevecht hier.’

Vanzelfsprekend vond Steven Hulman, wethouder Cultuur van Rotterdam, dat grote onzin. De creatieven horen wat hem betreft ‘er net zo goed bij’. Rotterdam investeert al twintig jaar in architectuur en de laatste tien jaar in de audiovisuele industrie en dat werpt zijn vruchten af. Maar volgens Hulman zijn zaken als huisvesting en bereikbaarheid misschien wel belangrijker. Op zich was het merkwaardig dat gedurende het hele debat helemaal niemand ook maar één woord repte over de recente bezuinigingen van de gemeente op de culturele sector. Rotterdam is wat dat betreft kennelijk al gedoofd.

Voordat het echt een gezellig ouderwets inspraak avondje werd – over tramtrajecten, gratis woonblokken in Spangen, het al dan niet verplaatsen van Lantaren Venster naar de Kop van Zuid en of het NAi nou dankzij de gemeente of dankzij het rijk in Rotterdam gevestigd is – lichtte Paul Rutten van TNO het onderzoek naar de creatieve industrie in Rotterdam toe. De TNO-definitie van creativiteit is veel beperkter dan die van Florida, het gaat hier om de ‘echte’ creativiteit, zoals ontwerpbureaus, reclamebureaus, architecten, galeries en musea. De Rotterdamse creatieve sector is kleiner dan die van Amsterdam maar groeit relatief harder, in absolute zin groeit Amsterdam veel meer. De Rotterdamse groei komt bij de architectuur, de vormgeving en de galeries vandaan. De creatieve sector in Rotterdam vormt 2,2 % van de totale Rotterdamse economie, het aandeel van de architectenbureaus e.d. is maar liefst 1,1 %. Rutten legde uit dat alles alleen nog over beleving gaat. Het gaat over de gevoelswaarde en steeds minder over wat er echt is. Vormgevers worden door bedrijven gevraagd om deze gevoelswaarde te ontwerpen. Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout mochten ook nog even vertellen wat zij met WiMBY! in Hoogvliet voor gevoelswaarde toevoegen. ‘Het via de achterdeur naar binnen loodsen van hogere waarden zoals cultuur en collectiviteit.’ Dat is nodig omdat deze dingen volledig ondergesneeuwd raken in de door de markt geregeerde wereld van projectontwikkelaars en corporaties waar de gemeente veel minder grip op heeft dan in het verleden.

Vervolgens kreeg de rijzende PvdA ster (Dominic Schrijer) uit de Rotterdamse gemeentepolitiek het woord. Als deelgemeente wethouder van de ‘Vinexwijk, avant la lettre’ Charlois, onderstreepte hij dat de mensen in Zuid helemaal geen zin hadden in allerlei gedoe met koffieshops en dronken mensen. Daarom moet Charlois gewoon een rustige wijk blijven en dienen er veel meer huizen voor jongeren, studenten en hoogopgeleiden in het centrum te worden gebouwd, om zo de creatieven in Rotterdam te houden en te voorkomen dat ze naar Amsterdam gaan. Het bleek uiteindelijk over wonen te gaan. Vooral de corporatie Stadswonen werd beschuldigd van inertie. Dat viel wat tegen want de directeur bleek op de eerste rij te zitten en liet zich niet onbetuigd. ‘Zo zouden wij binnenkort wel eens wat gaan zien’ (ze proberen samen met wat andere corporaties de Hofpleinlijn van NS-vastgoed te kopen en als dat lukt verhuren zij opeens al die leuke creatieve boogjes).

‘Wat valt er dan wel te doen, behalve meer huizen bouwen?’ vroeg Ruben Maes keer op keer aan Arjo Klamer. Dat was niet zo makkelijk; een combinatie van een bevlogen bestuurder en particulier initiatief zou helpen. Maar om daarop nou te gaan wachten… Ondertussen was het misschien en goed idee om de universiteit wat te verbreden, of misschien zelfs terug naar het centrum te halen. Misschien een idee voor zo’n beetje alle Nederlandse universiteitssteden die in de jaren zestig en zeventig hun universiteiten, met al die gevaarlijke opstandige studenten, veilig ver weg in de polder hebben gepositioneerd.

Verder bleek dat de gemeente Rotterdam ook al flink aan de weg timmert, zo loopt er fulltime iemand rond in de stad op zoek naar leegstaande panden en vervolgens naar creatieve mensen die erin willen. Dat doen wij ook, wist Frits ‘I amsterdam’ Huffnagel te vertellen. Zo hadden zij onlangs in een leegstaand kantoorgebouw naast CS Amsterdam het creatieve Stedelijk Museum ondergebracht!

Feijenoord verloor die avond met vuurwerk van Sporting Portugal in de kuip. Het scheefgezakte openluchtmuseum won vooralsnog op punten in de kerk. Maar de echte, on-gecity brande ruimte voor nieuwe dingen, is voorlopig, fysiek en mentaal, vooral in Rotterdam te vinden.