Feature

Wallonië is niet bang voor architectuur!

Vlaanderen is er al een tijdje mee bezig, maar in Wallonië komt het net op gang. De aandacht voor de culturele kant van architectuur is groeiende in België. Op dit moment is er in Brussel een tentoonstelling te zien van jonge architecten uit de Franstalige gemeenschap.

La Cambre, een van de belangrijkste architectuuropleidingen in Franstalig België, is zo'n plek waar het borrelt. Jonge architecten vragen aandacht voor de culturele kant van architectuur; voor kwaliteit, experiment en onderzoek. In Wallonië bestaat daar weinig aandacht voor vanuit de overheid en de grotere commerciële opdrachtgevers. Architectuur wordt beschouwd als een dienstverlening en bijna nooit als een intellectuele prestatie en zeker niet als een culturele opgave. Er heerst een behoudende tendens, een verlangen naar vroegere tijden, de oude stad geldt als uitgangspunt; dat is kwaliteit en daaruit volgt de gewenste 'grandeur'. Mensen met macht en geld zien weinig in het hedendaagse experiment.

Vorig jaar verscheen het manifest 'Livre Blanc', met de prikkelende titel 'Qui a peur de l'architecture?' (Wie is er bang voor architectuur). Het doel is om de politiek ervan bewust te maken dat architectuur een innovatieve en revitaliserende invloed heeft op de leefbaarheid in een stad, en dat het dus de moeite waard is om hierin te investeren. Daarbij wordt natuurlijk ook naar voorbeelden in het buitenland gekeken. Traditioneel naar Frankrijk, maar ook naar Nederland waar de afgelopen decennia zoveel aandacht is geweest voor hedendaagse ontwikkelingen in architectuur. Er worden maatregelen voorgesteld, een aantal daarvan geïnspireerd op de Nederlandse ondersteuningsinfrastructuur, zoals een stichting voor architectuur en een Waalse versie van het NAi. Vlaanderen heeft sinds enkele jaren het VAi dat hard werkt aan de promotie van de Vlaamse architectuur, dat wil Wallonië ook.

Het gaat overigens niet alleen om de waardering van het culturele aspect van architectuur, een groot probleem is ook de bouwwereld, in Brussel komt het wat aanbestedingen betreft neer op maffiapraktijken. Er bestaat voor publieke gebouwen wel een aanbestedingsprocedure maar in de praktijk is dit een wassen neus. Men nodigt het bureau uit dat men wil hebben en vraagt alleen voor de vorm nog wat andere bureaus zich te presenteren. Het 'Livre Blanc' roept op tot het instellen van openbare prijsvragen met een vakjury die op een democratische en 'objectieve' manier haar werk doet. Voor de nieuwe inrichting van het Place Flagey, waar La Cambre aan ligt, werd overigens afgelopen maand een werkelijk openbare prijsvraag georganiseerd, met een onafhankelijke jury.

Dit jaar heeft La Cambre in samenwerking met het CIVA (een locale en zeer bescheiden versie van het NAi) de tentoonstelling '(Re)-nouveaux plaisirs d'architecture' georganiseerd. In een prachtige ruimte met aan twee kanten oplopende galerijen is met eenvoudige middelen een tentoonstelling ingericht. De aanleiding en het voorbeeld is een expositie uit Frankrijk met werk van jonge Franse architecten. Maar de aandacht gaat naar de zelf (door een jury) samengestelde tentoonstelling van jonge architectenbureaus uit het Waalse deel van België.

Op de tentoonstelling valt op dat deze bureaus nogal eens verbouwingen in woonhuizen hebben gedaan. Vaak verstopt in een bestaand gebouw, waar aan de straatkant weinig van te zien is. Zo moeten er in Brussel prachtige kleine projecten verscholen gaan achter onopvallende oude gevels. Met een beetje geluk hebben ze een heel woonhuis gebouwd. En toch ook al enkele (vaak) kleinere gebouwen voor particulieren opdrachtgevers. In Nederland wordt het particulier opdrachtgeverschap ondanks alle goede voornemens alleen maar minder, terwijl het in België een belangrijk onderdeel is van de bouwpraktijk. De eerste opdrachten van een jonge architect in België komen uit de kring van vrienden en familie.

De tentoonstelling geeft een zachtaardige indruk, maar wie goed kijkt ziet een grote vitaliteit, een enthousiasme om met weinig middelen bijzondere dingen te doen. Over het algemeen geen grote woorden, maar wel mooie afgewogen resultaten. De grenzen van de architectuur worden onderzocht door Lab[au], met een multimedia installatie. Vincent Pierret en Anne Ledroit doen onverwachte en uitgekiende ingrepen in een bestaand woonhuis. Het bureau V+ heeft al een woonhuis op zijn naam staan en bouwt nu een bioscoop in Luik. Ines Camasho presenteert een voorstel voor pro deo architecten, die mensen met een klein budget helpen bij het realiseren van hun huis. Artgineering en Urban Platform zoeken op verschillende manieren naar een meer strategische aanpak van architectuur.

Om in Wallonië iets voor elkaar te krijgen, ben je geheel afhankelijk van het kennen van de juiste mensen (wat ook in Nederland helpt, laten we eerlijk wezen). Een gemotiveerde directeur van een Academie van Bouwkunst, een bevlogen topambtenaar en een enthousiaste curator krijgen veel voor elkaar doordat ze overtuigd zijn van een belang en elkaar hierin vinden. Voor een Nederlander is deze afhankelijkheid van het informele circuit toch wat onwennig.

Maar wie wel eens in de Ardennen op vakantie is geweest; weet dat uit chaos soms een vreemde schoonheid en onnavolgbare charme voortkomt: 'de Belgische toestand'. Dat is precies wat er nu lijkt te gebeuren: in Brussel, waar een geïnstitutionaliseerde ondersteuning van architectuur ontbreekt, ontstaat een netwerk van enthousiaste mensen die iets willen veranderen. Een situatie die bijna tegengesteld is aan de Nederlandse, waar initiatieven meteen de weg naar de gesubsidieerde instellingen inslaan, want daar is het geld en dus de mogelijkheden om je project op de grond te zetten.