Feature

Bruno Latour

Op donderdag 21 april hield de Franse filosoof Bruno Latour een a-modern betoog in het kader van de Spinoza-lezingenreeks in de Oude Lutherse Kerk te Amsterdam. Een verslag van Bert de Muynck.

In zijn tekst The World Wide Lab (WIRED 06/2003) stelt Bruno Latour dat de wetenschappelijke invloed van het top-down model van het twintigste eeuwse laboratorium heeft afgedaan. Vandaag de dag is het laboratorium een globaal instrument en een globale conditie geworden: ‘The sharp divide between a scientific inside, where experts are formulating theories, and a political outside, where nonexperts are getting by with human values, is evaporating. And the more it does, the more the fate of humans is linked to that of things, the more a scientific statement (‘The Earth is warming’) resembles a political one (‘The Earth is warming!’).’

Bruno Latour is één van dé academische filosofen van onze tijd, hij geeft les aan Harvard en de Ecole des Mines en stelt tentoonstellingen samen. Hij studeerde filosofie en antropologie en zijn werk bedient zich van deze sociale wetenschappen om te begrijpen hoe mensen wetenschap en technologie bedrijven. Zo publiceerde hij oa. Laboratory Life – the construction of scientific facts (1979) en Aramis or the love of technology (1996), een veldonderzoek over het automatische metrosysteem. Daarnaast was Latour, samen met Peter Wiebel, curator van Iconoclash en Making Things Public – Atmospheres of Democracy (nu in het ZKM te Karlsruhe).

In Iconoclash (2002) stond het tegenover elkaar stellen van drie grote representatiebotsingen centraal, die van wetenschap, kunst en religie. De tentoonstelling richtte zich op het in beeld brengen van zowel de fascinatie voor de destructie als constructie van beelden en representaties. Dit aan de hand van werk van o.a. Daniel Buren, Gordon Matta-Clark en Rembrandt van Rijn. In Making Things Public staat het herdenken van de beweegredenen van politics centraal. Politics gaat over ‘dingen’, het is geen beroep of bezigheid, maar het onder de publiek aandacht brengen van ‘de dingen’. Maar het zijn niet uitsluitend de politics die dit doen; omgevingen als wetenschappelijke laboratoria, supermarkten of kerken, én de stellinginnamen van (lobby)groepen over natuur, landschap en de opwarming van de aarde, worden hiertoe gerekend. Het ‘ding’ is dan dat wat zich rond betwistbare stellingen verzamelt. Latour stelt het zo: ‘Instead of looking for democracy only in the official ‘sphere’ of professional politics, it draws attention to the new atmospheric conditions allowing for things to be made public.’

De lezing die Latour op 21 april gaf had als titel: ‘Structure or Network: a Second Look at Gabriel Tarde’s Link Between Philosophy and Social Science’. Het vervolg hier op, ditmaal met beelden beloofde hij ons, wordt ‘What is the Style of Matter of Concern?’ (op 19 mei zelfde locatie). Centraal in de Spinozalezing stond de vraagstelling hoe we de realiteit terug kunnen brengen in de rede. Zich baserend op de filosofie van Whitehead over de splitsing van de natuur in twee realiteitssystemen, die van de electronen en die van het spel van het verstand (wetenschap versus poezie), argumenteerde Latour dat we als mensen moeten leren te leven in de fantasmagorie, het geheel van voorstellingen dat ons herinnert aan de realiteit, een poging om de natuur te aanvaarden.

De gehele lezing werd opgehangen aan de metafoor van twee oevers (sociaal en natuur) en hoe we die met elkaar kunnen verbinden. Voor Latour bleken er twee mogelijkheden te bestaan, de brug en de kayak. In de laatste komt er een interactie tussen beide tot stand, er is sprake van een laterale beweging tussen de oevers die zich niet richt op het onderscheid tussen beide, maar die ondervinding en ervaring centraal stelt. Deze staat open voor vele mogelijkheden, onder het motto exister, c’est differer, om de splitsing ongedaan te maken, of tot nieuwe relaties te laten leiden. De idee van de brug echter is er een van letterlijk ‘overbruggen’. De eerste ziet de relatie als een event, de laatste als een structuur.

Met betrekking tot de realiteit bracht Latour met de theorieën van Tarde, ook Darwin en Marx terug onder de aandacht, omdat zij geen poging ondernamen om een onderscheid te maken tussen sociologie, wetenschap en filosofie. Aan de hand van Gabriel Tarde toonde Latour aan dat het mogelijk is om een theorie van herhaling, oppositie en variate te ontwikkelen, kortom de theorie van de gebeurtenis. Vanuit de verte lijkt onze maatschappij een structuur te vertonen, maar eenmaal dichtbij bestaat ze uit een combinatie van afweermechanismen en gebeurtenissen. Dit laatste is de combinatie van interacties en verbindingen. Het kajaken is dan ook de ervaring van de beantwoording.

Zo schetste Latour een metaforisch beeld van een maatschappij die reeds aan het begin van de twintigste eeuw – door haar focus op de gebeurtenis – een netwerk en veelheid voor ogen had die op dit moment zeer relevant is. Het structuralisme van de sociale wetenschap in de twintigste eeuw lijkt die ontwikkeling in de weg te hebben gestaan. Wetenschap is voor Latour iets dat zichzelf aan de wereld toevoegt, maar tegelijkertijd – in plaats van ons meer te geven – de wereld reduceert. In het tweede deel van zijn lezing zal Latour dieper ingaan op deze theorie van de ervaring en de esthetische consequenties die dit met zich meebrengt. De vraagstelling ‘If modernism has been a historical period and also a style, what would be a non-modern style, that is a style that would explore how much modernism has been a peculiar but in no way final description of objects?’ is alvast vol belofte. Ook voor architecten, zij die met hun projecten en realisaties telkens opnieuw tussen structuur en gebeurtenis lijken te vallen, belooft de toekomst een zoektocht te worden naar een nieuwe a-moderne stijl.