Het Haagse Stroom organiseert met een zekere regelmaat excursies, excursies die worden samengesteld door kunstenaars, architecten, planologen of wetenschappers die zo hun persoonlijke visie op de openbare ruimte en de stad proberen over te brengen. De derde jaargang van de stadsreizen werd op 2 april geopend met een door informatiedeskundige Bert Mulder samengestelde dag over de ‘digitale stad’.
De reis viel enigszins buiten de traditie door het vrijwel ontbrekende reisaspect, maar de 'verwondering' die Mulder wilde overdragen over hoe langzaam de digitale component over/in/van fysieke ruimte deze ruimte binnensluipt, is niet per se afhankelijk van een georganiseerde wandeling aangezien een tocht van je huis naar de supermarkt met een juiste focus waarschijnlijk al voldoet. De aan de deelnemers vooraf overhandigde plattegrond bracht voor het Noordeinde in kaart hoe diverse netwerken en virtuele domeinen elkaar in de fysieke ruimte overlappen en simultaan bestaan. Hiermee een heel scala aan mogelijkheden suggererend waarop deze bronnen van informatieopslag en -productie een straat zowel ruimtelijk als in ervaring kunnen vormen. GSM-masten, beveiligcamera's, openstaande wifi netwerken, winkels met websites en kassa's die direct verbonden zijn met de productielijn in buitenlandse gewesten, straatmeubilair met (potentiële) internetaansluiting etc, vormen nu al een dikke laag van media die gedeeltelijk van boven gestuurd zijn, maar voor een niet onaanzienlijk deel, wifi bijvoorbeeld, door de individuen zijn aangelegd. Mulder was echter niet zozeer geïnteresseerd in de hardware, maar vooral in de wijze waarop deze nieuwe technologie de sociale processen die zich in de stad afspelen, zullen veranderen. In Amerika is het denken al veel verder dan hier, zo heeft Howard Rheingoldt voorspelt dat de mobiele telefoon de stad net zo zal gaan veranderen als de auto dat vanaf een eeuw geleden heeft gedaan. Dit besef lijkt gelukkig nu ook hier door te dringen.
Na Mulders inleiding over de digitale stad van nu en in de nabije toekomst, was het de beurt aan zijn gasten om de ontwikkelingen in verschillende deelgebieden te schetsen. De eerste spreker, Nico Bakens, is hoogleraar aan de TU Delft en bekleedt een hoge technische functie bij KPN. Zoals je ook in een bord spaghetti de individuele slierten niet kunt beschrijven, kan ik werkelijk geen coherente weergave geven van zijn verhaal. In een bizarre mengeling van futurisme, persoonlijk engagement over UMTS frequenties en boardspeak, kon het gebeuren dat het publiek in de eerste helft van een zin werd aangesproken als een te overtuigen lid van het KPN bestuur en in de laatste helft, in de beste positivistische Chriet Titulaer traditie, lekker werd gemaakt met de zegeningen van nieuwe technologie, terwijl er in het midden van de zin nog plaats was voor psycho-babble over 'heel worden'. Een lichte rimpeling ging door het publiek toen Bakens meedeelde dat Nederland een nieuwe droom, een nieuwe visie voor de lange termijn, een nieuwe VOC (!) nodig heeft. Of KPN binnenkort de Gordel van Smaragd (om met Multatuli te spreken) binnenvalt om iBatavia te stichten is voor ons een vraag maar voor Bakens een weet.
Na een korte wandeling over het Noordeinde, langs punten waarop de twee componenten van de digitale stad – netwerk en virtueel domein – elkaar raakten, presenteerden choreograaf Andrea Bozic en sound designer Robert Pravda hun installatie 'It's Me But I'm No Longer There' in theater de Zeepbelt. De installatie als totale ervaringsomgeving. Een spel tussen voorbepaalde context. Een ingerichte kamer die doorzocht kon worden en zo langzaam haar geheimen prijs geeft. En een open sociaal systeem waarin twee mensen, die elkaar bij voorkeur niet kennen, aangespoord werden hun diepste geheimen te delen terwijl er één, opgesloten in een kist vol met druksensoren, het geluid in de hele ruimte aanstuurde en de ander een monitor met behulp van een videocamera van beeld voorzag. Het is kunst weet je wel.
Na een laatste verplaatsing richting de Haagse Lobby, was de beurt aan het architectentrio STEALTH.unlimited om iets te vertellen over digitaal ontwerpen. Aan de hand van hun applicaties, voetgangersimulaties, generatieve systemen om een gebied met gebouwen te vullen, een visualisatie-tool voor het inzichtelijk maken van informatie en een rommelmarkt-website voor schroot, legden ze uit hoe software kan dienen als 'aids for reflection'(om met Samuel T. Coleridge te spreken) voor ontwerpers. Door gebruik te maken van intelligente software in het ontwerpproces kunnen op een snelle manier een hele reeks variaties op een idee aan een voorselectie worden onderworpen. Simulaties, door een stedelijk systeem te formaliseren, kunnen helpen de specifieke geheimen van zo'n systeem beter te begrijpen, leidend tot passender ontwerp. Eén stedenbouwkundige in de zaal wilde verder gaan en bereiken wat Stealth vooral niet wilde suggereren, namelijk dat software (slechte) ontwerpers kan vervangen. De voorzichtigheid van Stealth is gepast. Programmeurs van zogenaamde intelligente software hebben over het algemeen een beter inzicht in de aanwezigheid van werkelijk probleem oplossend vermogen in software (namelijk dat het er vaak niet is) dan sommige buitenstaanders. Zij denken dat er niets is wat een computer niet kan doen. In het geval van simulaties is deze scepsis nog belangrijker omdat de kleinste afvlakking van de complexiteit van de realiteit, en die is er altijd, uiteindelijk niets anders produceert dan betekenisloze bewegende lichtpunten op een scherm. Zoals een boek een verhaal kan vertellen zo kan software dat, en allebei kunnen ze bewust en onbewust misleiden.
De laatste spreker, Jorrit de Jong, bracht de dag terug op het terrein de beleidondersteunend professional, ditmaal over de rol die internet kan spelen bij de regeneratie van het democratische systeem. Iets waar tien jaar geleden iedereen enthousiast over was, maar waarvan de beperkingen nu gebleken zijn. Tussen droom en daad staan praktische bezwaren (om met Willem Elsschot te spreken). Aan de hand van zijn ervaring met het ontwikkelen van websites die de burger bij het politieke proces moeten betrekken (onder meer in opdracht van ministeries), speelde De Jong in een mini-debat advocaat van de duivel door te stellen dat het gebruik van internet niet wezenlijk iets kan bijdragen aan bestuurlijke vernieuwing. Wat wel vermakelijk was – zeker na een lange dag van optimisme – en je eraan herinnerde dat je niet alles moet geloven wat wetenschappers je beloven.