Feature

Natuur in de stad

In het kader van de lezingenreeks ‘Are you safe’ van de Academie van Bouwkunst van Amsterdam hield landschapsecoloog Jan van Mourik van de Universiteit van Amsterdam een lezing getiteld: ‘Survival of biodiversity in managed landscape mosaics’.

Kunnen we in Nederland ook tsunami’s verwachten? Hoe scoort Nederland met CO2-punten? Wat kost een brug voor dieren en waarom leefden er geen regenwormen meer op de Diemerzeedijk? Een groot aantal onderwerpen passeerde de revue.

Van Mourik begon zijn verhaal met de eigenschappen en het ontstaan van het (Nederlandse) landschap. Een landschap bestaat uit een combinatie van drie ruimtelijke geosystemen, ‘geotektonical system’, ‘geomorfological system’ en ‘ecological cycles’. Het eerste systeem heeft een tijdschaal van miljoenen jaren. Het ontstaan van vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en tsunami’s heeft met dit systeem te maken. Het geomorfologische systeem heeft een tijdschaal van duizenden jaren. De tijdschaal van de ecologische cycli is ingedeeld in jaren. Het is van belang de eigenschappen van deze systemen te onderkennen bij het nemen van beslissingen die het landschap zouden kunnen aantasten. Op het moment dat men bijvoorbeeld besluit om kernafval onder de grond op te slaan, is dat een beslissing die veilig is binnen de ecologische cycli en het geomorfologische systeem. Echter, binnen het geotektonical system is het volgens Van Mourik een onveilig oplossing.

Vervolgens voerde de spreker de aanwezigen via het Pleistoceen en Holoceen naar het ontstaan van het oorspronkelijke Nederlandse landschap: het gematigde regenwoud, de tegenhanger van het tropisch regenwoud. Zonder menselijk ingrijpen zou Nederland bestaan uit bos, bos en nog eens bos. Het natuurlandschap zoals wij dat in Nederland kennen en koesteren is, drukt Van Mourik ons op het hart, cultuurlandschap. Men bouwt nu een tunnel onder het Groene Hart om de natuur te sparen. Het is echter cultuurlandschap dat geconserveerd wordt door een tweede vloer onder de grond aan te leggen.

We moeten ons bewust zijn wat we van ons landschap eisen.

We verwachten dat het landschap allerlei bebouwing verdraagt zoals infrastructuur, steden en dorpen en dat het ons in energie, voedsel en bouwmaterialen voorziet. Maar wat betekenen alle kabels en leidingen en gebouwen (boven- en ondergronds) voor de ontwikkeling van het landschap. Wat betekenen afgravingen, mijnen, broeikassen en bemesting voor de natuur?

Uiteraard wordt het landschap steeds onderzocht en gecontroleerd om inzicht te krijgen in bovenstaande vragen. Maar de cijfers geven vaak de gewenste informatie en niet de werkelijke situatie weer. Grafieken van de CO2-waarden in Nederland laten bijvoorbeeld zien dat het in Nederland meevalt met de uitstoot, de waarden zijn de laatste vijftien jaar stabiel gebleven.

Er kunnen echter punten verdiend worden die de CO2-grafiek gunstig beïnvloeden. Nederland importeert bijvoorbeeld kernenergie uit Frankrijk en wordt voor het opwekken van deze energie daarom niet belast. Nederland koopt ‘CO2 vrije lucht’ van Canada. En door geld te steken in het herplanten van tropisch regenwoud kunnen we positieve punten toevoegen aan de CO2 score die er zonder bovenstaande kunstgrepen veel minder rooskleurig uit zou zien, aldus Van Mourik.

Maar hoe kan een architect bijdragen aan een gezond landschap? Van Mourik stuurt het publiek weg met een boodschap en een missie.

De aandacht is reeds gevestigd op een landelijk ecologisch systeem. Er zijn ecologische corridors aangewezen waar ecoducten voor worden aangelegd. ‘Probeer iemand in Latijns Amerika maar eens uit te leggen dat je voor 13 miljoen een brug voor dieren aan het bouwen bent’ merkt Van Mourik daarbij op. In de Maas wordt op een verantwoorde manier klei (= bouwmateriaal) gewonnen waardoor er ruimte ontstaat voor de rivier. En een afvalberg aan het IJ wordt getransformeerd tot stadspark waarvan men over twee jaar niet meer kan vermoeden dat daar ooit geen regenworm meer wilde leven.

Maar er bestaat ook zoiets als een stedelijk ecosysteem met zijn specifieke karakteristieken. We kunnen het belang van dit ecosysteem niet ontkennen. Het is een groeiend systeem waar we zorg voor moeten dragen. De bouw van steden vernietigt landschap, het belang van het stedelijk ecosysteem moet onderkend worden.

Het onderkennen begint met het bestuderen van de stadsflora en -fauna. Voorbeeld van een stad die uiterst zorgvuldig de ontwikkeling van de stadsecologie in kaart heeft gebracht is het voormalige West Berlijn. Noodgedwongen richtten de onderzoekers zich, in de tijd dat West Berlijn een eiland in communistisch Oost Duitsland was, op de natuur die zich binnen de grenzen van West Berlijn, dus in de stad, bevond.

Dat ook in Nederland de eerste schreden op het stedelijk ecosysteem-pad zijn gezet valt op te maken uit publicaties als ‘Stadsplanten, veldgids voor de stad’, de oprichting van Bureau Stadsnatuur in Rotterdam en het initiatief van de Universiteit van Amsterdam om samen met de dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam een werkgroep Stadsecologie op te zetten, een werkgroep waar ook architecten bij betrokken zullen worden.

Architecten, trek de stad in met de veldgids in de hand! Verenig de ecologie in uw ontwerp voor een prettige en veilige woonomgeving. Zorg voor glooiende oevers, baksteen gevels, daken met dakpannen en groene geluidsschermen. Zodat de apus apus (gierzwaluw), de eekhoorn en de mens in de stad kunnen overleven.