Feature

Archiprix 2005 Prijswinnaars

In het Amsterdamse Muziekgebouw zijn zondag 22 mei de prijswinnaars van Archiprix 2005 bekend gemaakt. Zoals gebruikelijk de prijswinnaars, wat de jury er van vond en wat wij daar vervolgens weer van vinden.

De Archiprix wordt jaarlijks uitgereikt aan het beste afstudeerplan van de hogere Nederlandse ontwerpopleidingen met de afstudeerrichtingen architectuur, stedenbouw en/of landschapsarchitectuur. In totaal hebben dit jaar 9 opleidingen 27 van hun beste plannen ingestuurd. De samenstelling van de jury die de afstudeerplannen van de Archiprix 2005 beoordeelde was: Juliëtte Bekkering, architectuur; Marie Hélène Cornips, beschouwing; Aglaée Degros, stedenbouw; Frits van Dongen, architectuur en Maike van Stiphout, landschapsarchitectuur.

Van de 27 plannen zijn er 24 met als afstudeerrichting architectuur, 1 plan heeft als afstudeerrichting stedenbouw en tenslotte zijn 2 projecten ontworpen door deelnemers die afstudeerden in de landschapsarchitectuur. De jury constateert daarmee een structurele afname van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de stedenbouwplannen (gezien de relatief grote hoeveelheid landschapplannen in 2004 wordt die dip als tijdelijk gezien). Niet alleen de ondervertegenwoordiging van stedenbouwkundige plannen, ook het gebrek aan aandacht voor de stedelijke context in de architectuurplannen baart zorgen. 'De potenties van het maaiveld als integratiekader voor het gebouw met de stedelijke context worden onvoldoende onderkend en benut.' aldus het juryrapport.

Daar tegenover staat een opmerkelijke hang naar 'megalomane plannen'. Kennelijk is de megastructuur, ooit in de jaren zestig als informeel en dynamisch alternatief voor de formele en monofuntionele stedenbouw ingebracht, weer actueel. De jury heeft echter weinig fiducie in deze heropleving. 'Veel projecten presenteren een groot casco dat op verschillende manieren ingevuld kan worden. Deze trend is opmerkelijk omdat de ontwerpen in een aantal gevallen geen adequate oplossing bieden voor het gestelde probleem. Wel wordt duidelijk dat dergelijke flexibel in te vullen infrastructuren een probleem oproepen omdat ze moeilijk architectonisch uit te werken zijn.' zo moppert de jury, overigens zonder aan te geven wat ze nu precies bedoelt met 'architectonische uitwerking' en welke problemen daarbij dan zouden spelen.

Wat de jury wel weer blij maakt is het feit dat 'afstudeerders zich bezighouden met actuele en maatschappelijk relevante opgaven. De populariteit van Amsterdam West als locatie voor het afstuderen spreekt in dat opzicht boekdelen. Daarnaast is er een aantal projecten dat de strijd aanbindt tegen de trend naar beveiligde private domeinen. Er worden nieuwe oplossingen gezocht voor de overgang van privé naar openbaar waarbij niet de scheiding maar de interactie van beide domeinen voorop staat' (kennelijk is de aandacht voor de stedelijke context niet helemaal afwezig.) Verder constateert de jury dat 'er twee projecten zijn die zich concentreren op de culturele diversiteit van Nederland. Beide projecten zijn een geslaagd voorbeeld van een ontwerp waarin de verschillende culturele achtergronden in samenhang met elkaar op een vernieuwende wijze tot uitdrukking worden gebracht.'

Het plan dat de eerste prijs heeft gewonnen: het ontwerp voor een Islamitische Begraafplaats ontworpen door: Furkan Köse (architectuur, AvB Amsterdam) is inderdaad gesitueerd in Amsterdam West en 'gebaseerd op een klassiek schema van de oude moskee- en tuinvoorbeelden. Onderzocht is of dit klassieke principe, door het een zekere transformatie te laten ondergaan, in de Westerse context past.'

De tweede prijs: HHN Low Cost Carrier Terminal, ontworpen door: Theo Reitsema (architectuur, TU Eindhoven) en de eervolle vermelding: Concrete Poetry, an underground club on top of the North-Southline, ontworpen door: Petra van de Ven (architectuur, TU Eindhoven) betreffen beiden ontwerpen waarbij met de integratie van contructie en architectonische ruimte een belangrijke rol speelt. De ondergrondse club bovenop het metrostation Vijzelgracht stelt daarnaast het probleem van een architectuur 'zonder gevels' en het aaneen weven van binnen en buiten aan de orde. Het ontwerp voor een passagiersterminal voor een lowbudget carrier voor het vliegveld Frankfurt-Hahn, is een klassiek functioneel ontwerp dat zich vooral richt op een soepele routing en bagageafhandeling. Een modulaire opzet biedt binnen een beperkte ruimte meerdere ruimte voor verschillende vliegtuigtypen.

Gezien deze prijswinnaars heeft deze jury vooral waardering voor realistische, van vakkennis en -kunde getuigende ontwerpen. Grensverleggende, provocerende of uitgesproken kritische plannen zijn ofwel niet ingezonden, ofwel door deze jury als onvoldoende voor een prijs bevonden. Het was in de jaren negentig gebruikelijk dat de Archiprixjury zich zorgen maakte over het onrealistische, al te conceptuele karakter van het afstudeerwerk. Daarvan is kennelijk geen sprake meer, de braafheid lijkt te overheersen. Is dit een gevolg van 'braaf onderwijs', van gebrek aan kritisch vermogen van studenten, van een ideeënarmoede van het vakgebied, van een natuurlijke reactie op de conceptuele overkill van de voorgaande lichtingen; het wordt uit het juryrapport niet duidelijk. Deze jury lijkt – afgezien van de afname van stedenbouwplannen en inzendingen van vrouwelijke ontwerpers – geen problemen te zien. Toch is juist de jaarlijkse Archiprix-oogst een mooi moment om de stand van het onderwijs te peilen. Zo is het inmiddels vijf jaar geleden dat de TU Delft een eerste prijswinnaar leverde, en dat is opmerkelijk aangezien deze onderwijsinstelling 9 van de 27 afstudeerplannen levert. Vergeleken met de veel kleinere academies en de TU Eindhoven scoort de Delftse opleiding de laatste jaren slecht. Dat zou – gezien de niet overal gewaardeerde Delftse 'onderwijsvernieuwing' – te denken moeten geven.

Natuurlijk is Archiprix allereerst een scan van de productie van individuele ontwerpers. Maar deze productie kan niet los worden gezien van de aard en kwaliteit van de onderwijsinstellingen. Archiprix biedt al jarenlang een uniek zicht op deze productie. En dus zou je zeggen op de kwaliteit van het onderwijs, ook al gaat het om de ' topontwerpen' van de scholen en niet om de gemiddelde kwaliteit. Het behoort misschien niet tot de taakomschrijving van de jury om hierover uitspraken te doen, maar evenals van de ingezonden plannen mag je van een jury toch wel enige kritische eigenwijsheid en grensoverschrijdend gedrag verwachten.