Uit het werk van bijvoorbeeld het Britse Archigram blijkt dat sciencefiction en architectuur elkaar, door hun fascinatie voor de toekomst, wederzijds beïnvloeden. Zullen de ontwikkeling binnen het sciencefictiongenre ook nieuwe tendensen binnen de architectuur veroorzaken? OASE 66 onderzoekt de relatie tussen architectuur en science- en cyberfiction en brengt de lezer met beschrijvingen van films als Metropolis, Blade Runner, the Matrix en Minority Report op de hoogte van de relevantie van deze zoektocht.
Het machinetijdperk leidde tot de geboorte van sciencefiction. Dit genre in literatuur en later ook film schetst een beeld van een toekomst waarin de machine een dominante positie inneemt in het menselijk bestaan. Tijdens het informatietijdperk is cyberfiction ontstaan, een subgenre van sci-fi waarin de ontwikkelingen van de computercultuur het toekomstbeeld domineren.
De OASE kernredactie, deze keer bestaande uit Pnina Avidar en Lara Schrijver, onderzoekt het snijvlak van sciencefiction en architectuur en stelt dat het cyberfictiongenre architecten aanzet hun opvatting over ruimte en vorm te heroverwegen. In vijf teksten wordt de verschuiving van science- naar cyberfiction beschreven waarbij vele films en boeken als voorbeelden worden aangehaald.
De industriële revolutie en het machinetijdperk brachten zeer tastbare toekomstbeelden voort met grote stalen gebouwen, houterige robots en logge ruimteschepen. Het beeld van de megastad in Metropolis (1926) was destijds voor vele architecten een enorme inspiratiebron.
De computer en het informatietijdperk hebben de toekomstvisies veranderd. Dematerialisatie is het kernwoord, een woord dat weinig architecten zal aanstaan. De scenario’s leiden vrijwel allemaal naar een urbane cultuur waarin grote tegenstellingen (binnen/buiten, reëel/virtueel, menselijk/kunstmatig, stedelijk/ruraal, arm/rijk) de samenleving kenmerken. De ruimtes van de toekomst zullen zich verplaatsen van reële naar virtuele omgevingen en de krachten die de samenlevingen zullen domineren zijn onzichtbaar en onaantastbaar. Plaats en lichaam dreigen hun concrete relevantie te verliezen ten gunste van cyberplekken en kunstmatige lichamen. Hebben de architect en stedenbouwers het nakijken, of is er toch nog een (bij)rol voor hen weggelegd?
De voor architecten meest relevante teksten zijn die van Lara Schrijver, over de ontwikkeling van de moderne stad en relatie met de steden in sciencefiction. De andere tekst is van M. Christine Boyer. Boyer is historicus en bedenker van de term Cybercity. De complexiteit van een virtuele realiteit en het verschil tussen de machinestad en de cyberstad zijn fascinerend en angstaanjagend tegelijk. De gedematerialiseerde urbane omgevingen bieden op geen enkele manier een aanvaardbaar toekomstbeeld. De situatie in de Cyberstad kenmerkt zich door een constante mobiliteit van mensen, voertuigen, beelden en data. Binnen de setting van de Cyberstad bestaat architectuur uit gebouwen met gestroomlijnde gladde, glanzende oppervlakken om geprojecteerde beelden goed te kunnen laten uitkomen. Architectuur is gereduceerd tot flinterdunne oppervlakken.
Aardig is het interview met Bruce Sterling. Sterling is één van de bekendste cyberpunk auteurs. Hij tempert het beeld dat de rol van de architect als vormgever van de gebouwde omgeving wegvalt naarmate de cybercultuur dominanter wordt en stelt dat angst voor de toekomst een permanente manier van leven is. De architect blijft ook in de toekomst zijn rol vervullen aldus Sterling. Met architecten bedoelt hij echter wel zwaargewichten als Gehry en Sir Norman Foster, wiens gebouwen nu al kunnen figureren in cyberfiction films. De interessantste visie van Sterling betreft de vlucht uit de bestaande steden. De mensheid zal in de toekomst, met behulp van duurzame architectuur – denk aan Buckminster Fullers Domes – steeds meer plekken kunnen bewonen die vooralsnog voor mensen ontoegankelijk zijn. Deze tendens vindt zijn keerzijde in steden die zullen gaan lijken op de vluchtelingenkampen van nu; structuren die met een enorme efficiëntie kunnen worden neergezet waar nodig. Sterling benadrukt verder dat aan radicale omslagen in architectuur vaak grootschalig catastrofes vooraf gingen en dat de architectonische hoogtijdagen wellicht nog moeten komen. Als voorbeeld noemt hij de tabula rasa conditie die heerste in veel Europese steden na de Tweede Wereldoorlog. De aan puin gebombardeerde architectuur werd, na het falen van de overheersende systemen, geruimd door vrouwen waarna er met een schone lei opnieuw begonnen kon worden.
De meeste van de besproken films zijn geen duistere filmhuis producties, maar regelrechte kaskrakers. De in de artikelen beschreven relatie tussen de gebouwde omgeving en de films is zo herkenbaar dat de drang om een stapel DVD’s te huren steeds groter wordt naarmate men verder in deze OASE vordert.
De poging om cyberfiction op een overzichtelijke manier te koppelen aan een architectonisch vraagstuk is, op het interview met Bruce Sterling na, niet helemaal geslaagd omdat de impact van de cybercultuur in de toekomstbeelden het architectonische schaalniveau compleet ontstijgt. Het is meer een stedenbouwkundig vraagstuk aan het worden. Dat de visie op de stad, en de rol van de ontwerper daarin, sterk aan revisie toe is, is duidelijk; de schepper van the Matrix, een virtuele stedelijke wereld, in the Matrix Reloaded, wordt ’the Architect’ genoemd.
Vergeet hout, beton en staal; hardware, software, asfalt, netwerken en camera’s zijn de bouwstenen van de cybertoekomst.