Als onderdeel van de historische Biënnale tentoonstelling De Hollandse Waterstad wordt een twaalftal plannen voor Nieuwe Hollandse watersteden gepresenteerd. Tezamen bieden deze plannen verschillende opties om met het wassende water om te gaan en daar voordeel uit te trekken.
De premisse van deze Biënnale is dat er door de klimaatverandering vanaf drie fronten een wateraanval op Nederland op handen is. De zeespiegel stijgt, de rivieren kunnen hun piekbelasting niet meer kwijt en er is een tekort aan retentieoppervlak om de toenemende regen op te vangen. Als we niets doen staat Nederland binnenkort voor de helft blank.
Of ons de komende tijd inderdaad een Zondvloed van apocalyptische omvang te wachten staat is niet zeker, maar het is niet onverstandig om daar desondanks op te anticiperen. Het is duidelijk dat er bij de grote uitbreidingen de laatste decennia te weinig aandacht is geweest voor het water en dat onze traditie van inpolderen, mede door de inklinkende bodem, ook bij een gelijkblijvende zeespiegel voor steeds meer problemen gaat zorgen.
De plannen die op basis van deze wateragenda zijn grofweg in te delen in oplossingsmogelijkheden voor de drie problemen: retentie, rivieroeververbreding en landfill (als alternatief voor inpolderen.) Vrijwel alle plannen koppelen een oplossing voor het waterprobleem aan kansen voor alternatieve woningbouw. Ook deze combinatie van (woning)bouw met waterbeheer is door de Biënnale vooraf gesteld. Alle plannen overziend, komt de vraag op of deze combinatie in alle gevallen wel zo handig is. Er moet veel overhoop worden gehaald om telkens maar weer woningen te plannen in gebieden die soms wel, soms niet onder water staan. Is het niet economischer en efficiënter om woningen hoog en droog te bouwen en het water in de lage gebieden vrij spel te geven? In elk geval zou daarmee een nieuwe weids waterlandschap kunnen ontstaan als alternatief voor de uitgestrekte polder. Dat weidse polderlandschap gaat immers langzamerhand verloren aan woningbouw of 'nieuwe natuur' (de ver-Achterhoekisering van de polder, zoals Adriaan Geuze deze ontwikkeling noemt. Een mooie lege polder is kennelijk geen natuur, een coulisse-achtig bosjeslandschap wel.)
De meest realistische plannen uit de reeks gaan uit van bestaande ontwikkelingen en trekken deze door naar de toekomst. Toegevoegde woningbouw is daarbij hooguit een optie, geen uitgangspunt. Het plan De Friese Boezem van Michael van Gessel, brengt het Friese boezemareaal, dat de laatste 100 jaar van 100.000 ha naar 15.000 ha is gedaald, gedeeltelijk terug, door in de komende 50 jaar 2.100 ha boezem bij te graven. De Elfstedentochtroute is daarbij het uitgangspunt. Meesurfen op de Zondvloed, een plan van H+N+S voor een boezemsysteem voor de Randstad, is eveneens een pleidooi voor een stapsgewijze en collectieve aanpak.
Voor het onvoltooide Markermeer stellen John Palmesino, Ann-Sofi Rönnskog en John Lonsdale voor om door gedeeltelijke ontgraving en ophoging een ontwikkeling op gang te brengen waarin het Markeermeer verandert in een stelsel van verschuivende eilandjes. Deze eilandjes zouden dan in elk geval nieuwe natuur en in sommige gevallen lichte nederzettingen of activiteiten kunnen opnemen. Een vergelijkbare opzet stelt Spacegroup uit Oslo voor in Catemaranstad. De dynamische voordelta's, zoals de vier kilometer lange zandbank voor Goeree, zouden als een soort 'grijze' zones' kunnen dienen. Concreet stelt Spacegroup een 'vliegend tapijt', een stelsel van plankenpaden en vlonders, voor waardoor de zandbank geschikt kan worden gemaakt voor vergankelijke en tijdelijke, strandgerelateerde activiteiten. De zandbank zou eventueel kunnen worden uitgebreid met een 'tempostad', een drijvend dorp van catamarans. Goed plan, doen.
Niet elke ontwerper gaat op een dergelijke 'lichte' manier om met de veranderende omstandigheden. Na een analyse van de daling van de polders ten noorden van de Biesbosch constateert MD Payagiste uit Parijs bijvoorbeeld niet dat dit unieke natuurgebied dus gemakkelijk kan worden uitgebreid. Nee, de niet meegezakte kreekbeddingen zouden als drager voor een nieuwe Biesboschstad moeten gaan dienen. Niet doen, bouw die stad maar elders.
De meest extreme vorm van Gods water over Gods akker laten lopen wordt voorgesteld in het plan Deltakracht & Getijdestad van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. De onvermijdelijk geachte zeespiegelstijging moet – zo stelt het plan – wel leiden tot een vrijwel totale inundatie van Zeeland. In deze nieuwe delta, waarin slechts een paar delen van het huidige Zeeland resteren, zouden de opnieuw toegelaten getijdenstromen door sedimentatie, nieuwe eilanden creëren. Deze nieuwe eilanden zouden dan, eventueel na ophoging met slib, voor bewoning geschikt kunnen worden gemaakt.
Misschien kunnen die arme, uit hun polders verdreven Zeeuwen dan tijdelijk gaan wonen in de vele waterwoningen die in de plannen worden opgenomen. In de paalwoningen die MVRDV op de Kamper Vloedvlakte voorstelt misschien. Of in de experimentele waterwoningen die onder leiding van Greg Lynn in de volgelopen uiterwaarden tegenover Deventer zijn ontworpen. Opvallend afwezig op de tentoonstelling is overigens de traditionele Hollandse waterwoning; de woonboot, die nog steeds weggepest wordt uit de grachten van onze 'watersteden'. Had er niet, als tegenwicht voor al die nieuwe waterwoningen, een klein monument voor deze 'welstandsvrije, lichte' waterwoning die zo geschikt is voor de stad, kunnen worden ingericht? Want dat is na een rondgang langs de plannen wel opvallend, de Nieuwe Hollandse Waterstad is nauwelijks een stad en veel meer een dynamische fusie tussen natuur en suburbia, het al wat ouder plan van West 8 voor de landfillstad Duindoornstad tussen Hoek van Hollend en Scheveningen uitgezonderd. De grenzen tussen stad en ommeland worden door het waterprobleem kennelijk vager en vager.
Het plan Rotterdam Waterstad 2035 dat de gemeente Rotterdam voor de Biënnale opstelde vormt een uitzondering op de overige plannen. Ten eerste is het een veel verder uitgewerkte studie, bovendien betreft het een voorstel voor de stad zelf. Het waterprobleem in Rotterdam is, door de ligging 'aan zee' (buitendijks heeft Rotterdam nog met de getijdenwerking te maken) en door de steeds verder inklinkende polders waarin de stad gebouwd is, waarschijnlijk groter dan in welke Nederlandse stad ook. De analyse van de te verwachten problemen en de mogelijke oplossingen zijn verwerkt in drie beelden/strategieën: de Rivierenstad, langs de buitendijkse noord- en zuidoever van de Maas, de Vaartenstad, een netwerk van vaarten dat een totaal nieuwe woonmilieu 'op zuid' oplevert, en Singelstad, een wat genuanceerder visie voor het centrum en omgeving op de Noordoever, waarbij de bestaande singelstructuur wordt uitgebreid. Het wordt een natte boel in Rotterdam als we de nieuwe kaart van de stad moeten geloven. Maar het kan ook een mooiere stad worden, als maar een paar van de deelstudies op lokaal niveau kunnen worden uitgewerkt. Over deze Rotterdamse inzending is een apart boek verschenen, zodat de studie en de uitwerkingsvoorstellen wellicht een langere levensduur hebben dan de twee Biënnalemaanden.
Mooie, soms ook slimme plannen, maar uiteindelijk is natuurlijk de vraag of de boodschap van deze biënnale sterk genoeg om het water op de politieke agenda te zetten. Zijn de plannen inspirerend (en realistisch) genoeg om als serieuze optie meegenomen te worden, hetzij door de overheid, hetzij door private partijen in de vorm van een ontwikkelingsplan? Moeten we met de natuur gaan meewerken, de natuur zelfs het primaat geven, zoals veel voorstellen suggereren, of blijven we pogen de natuur naar onze hand te zetten, zoals we eeuwen lang deden? En hoe combineren we al deze waterwerken met andere milieuproblemen als de waterkwaliteit, het watertekort, overschakeling op duurzame energiebronnen, vermindering van luchtvervuiling, problemen die – zeker buiten Nederland – acuter zijn dan de mogelijke zeespiegelstijging? Allemaal te veel vragen voor een biënnale natuurlijk, maar wel vragen die om een antwoord en een aanpak van de politiek vragen. De wateragenda is te groot, te complex, te belangrijk en te uitdagend om aan de markt over te laten.