Recensie

10×1-2: More is Less

Onlangs verscheen de opvolger van het succesvolle boek 10×10 waarin 10 critici 10 architecten presenteerden. Alweer een loodzwaar boek bomvol architectuur, maar voor wie eigenlijk?

Laat 10 critici, architecten en curatoren 10 architecten kiezen. Proclameer dat die tezamen een groep van ‘100 of the world’s most exceptional emerging architects’ vormen. Publiceer het geheel voorzien van inleidingen en verantwoording in een bijzonder vormgegeven, koffietafelwaardig boek met ‘gewicht’. En hopfalderie, alweer een sellertje. Uitgeven is niet zo moeilijk.

Phaidon – overigens een uitgeverij met een prachtig fonds en een respectabele geschiedenis – verbaasde vorig jaar al met de Atlas of Contemporary World Architecure, een alleen al door het reuzenformaat onleesbaar overzicht van 1000 gerealiseerde gebouwen van de afgelopen vijf jaar all over the world. Met 10x10_2 herhaalt Phaidon een vijf jaar oude succesformule en opnieuw is het de veelheid en volheid die het serieus lezen vrijwel onmogelijk maakt. 10 critici, 100 architecten, 250 projecten, 1500 afbeeldingen: meer is kennelijk een aanbeveling, maar voor wie?

Wie het boek ter hand neemt – goed ontwikkelde armspieren zijn een vereiste – en een eerste verkennende bladertocht onderneemt, wordt onmiddellijk overvallen door de beelddichtheid. Minder dan vier afbeeldingen per pagina komt niet voor, meer – veel meer – is de regel. De bladspiegel wordt vrijwel volledig gevuld door de tegen elkaar gemonteerde projectfoto’s. Tekst en tekeningen vormen spaarzame witvlakken tussen dit beeldgeweld. Het lezen van de tekst lijkt overigens niet de bedoeling, waarom is er anders voor zo’n lastig leesbaar lettertype en volgepropte tekstblokken gekozen? Nu is de hedendaagse lezer van architectuurboeken wel wat vormgeverspesterij gewend en zal hij of zij zich daardoor niet laten afschrikken, valt er dus toch iets op te steken?

De formule heeft twee interessante aspecten, het zegt iets over de kiezers en het zegt iets over de gekozenen en bij elkaar wellicht ook nog iets over de staat van de huidige architectuur. Allereerst is het de moeite waard om van opiniemakers te horen wat ze nu werkelijk de moeite waard vinden: welke architecten kiezen ze en waarom? Helaas zit ook hier de vormgeving een antwoord op deze vraag in de weg. De kiezers worden weliswaar door een essay, een keuze van referenties en een cv geïntroduceerd, maar wie wil weten welke kiezer welke tien bureaus heeft geselecteerd moet aan het werk. De gekozen architecten zijn namelijk alfabetisch in het boek opgenomen en niet zoals voor de hand zou hebben gelegen in groepjes van tien per kiezer. Een dikke 450 pagina’s, maar nergens ruimte voor de tien keuzelijstjes. Dat wordt dus bladeren en per architect zoeken naar degene die dit bureau selecteerde (het staat bij de verantwoordingstekst per opgenomen architect).

De architecten dan maar. Welk beeld, welke architectuur presenteren deze world’s most exceptional emerging architects? Ook daar valt helaas met dit boek als bron geen zinnig woord over te zeggen. Jawel, het zijn vrijwel allemaal interessante bureaus en vaak bijzonder goede projecten, stuk voor stuk de moeite van het bestuderen waard, maar de veelheid en verscheidenheid in het aanbod en de overspannen vormgeving staan het vormen van een eigen samenvattende conclusie in de weg. Natuurlijk zou je een dergelijke informatiecongestie en -overdaad kunnen verantwoorden met de opmerking dat we nu eenmaal in een zappcultuur leven, en dat je als hedendaagse ‘lezer’ in staat moet zijn je in deze info-overkill een weg te banen, maar dat is onzin. Als consument koop ik een boek als dit juist als wegwijzer, niet als Overtoomcatalogus.

Uit verveling, deels uit ergernis omdat ik het boek nu al drie of vier keer heb opgepakt en met een zucht weer had weggelegd, ben ik maar wat statistische gegevens gaan opzoeken in de registers achterin.

Wat is bijvoorbeeld de ideale leeftijd voor een emerging architect? Jongste opgenomen architect is Neil David (geb 1977) van N-O-M-A-D, een collectief van een stuk of tien piepkuikens allemaal jonger dan 35. Goede jaren voor emerging architects zijn 1963, ’64 en ’65 (10 opgenomen architecten zijn geboren in 1963, 9 in 1965 en 6 in het tussenliggende jaar 1964, bij elkaar 25% van de selectie). De gemiddelde leeftijd van een emerging architect is circa 44 jaar. Dat leeftijd geen bezwaar hoeft te zijn bewijst Francisco Serrano (Mexico, geb 1937); je kunt best op pensioengerechtigde leeftijd nog tot de ‘veelbelovende generatie’ behoren, Tony Fretton en Chris Wilkinson (beide van 1945, jonkies vergeleken met Serrano natuurlijk) doen tenslotte ook nog mee ;).

Waar zijn deze emerging architects opgeleid? De geselecteerde architecten zijn op een opvallende grote reeks uiteenlopende scholen opgeleid (ik telde circa 60 verschillende opleidingen). Illustere scholen als de ETH, Columbia University en de AA worden het meest genoemd (ieder zes emerging architects voortgebracht), en ook de TU Delft doet lekker mee met 3 bureaus (NL Architects, Kas Oosterhuis en Claus en Kaan) en zou zelfs op gelijke voet staan met ETH, Columbia en AA als ik niet het bureau, maar de personen zou tellen (vier NL-ers en 2 Clausenkanen tikt dan aan). Opvallende ‘binnenkomers’ zijn de universiteiten van Melbourne en Mexico Stad, die ieder eveneens met maar liefst 6 voortgebrachte architecten. Dat leek een beetje vreemd, maar alles werd duidelijk toen ik de architectuursteden ging tellen.

Waar zijn de emerging architects gevestigd? Londen, New York en Tokyo scoren hoog (respectievelijk, 6, 5 en 4 ter stede gevestigde emerging architects), maar ook Melbourne (6), Mexico Stad (4) Dublin (4) en Seoul (4) blijken opeens broedplaatsen van emerging architecture. Verrassend. Het is een hele klus, maar dan toch maar de keuzelijstjes optellen. Dan blijkt Miquel Adria (hoofdredacteur van het Mexicaanse blad Arquine) in zijn eentje de vier bureaus uit Mexico Stad te hebben geselecteerd, is Jong-Kyu Kim eveneens in z’n eentje verantwoordelijk voor de vier bureaus uit Seoul en toonde Deyan Sudjic met drie bureaus een opmerkelijke voorkeur voor Dublin (het vierde bureau uit Dublin werd gekozen door Alberto Campo Baeza). Davina Jackson, voormalig redactielid van Architecture Australia en auteur van Australian Architecture Now, maakt het helemaal bont. Ze kiest louter Australische bureaus, waarvan de zes in Melbourne. Tja, er is natuurlijk niets tegen een beetje chauvinisme en ook de regio moet aan bod komen, maar je kunt ook overdrijven. Het maakt wel wat duidelijker waarom de keuzelijstjes alleen na uitgebreid puzzelen te achterhalen zijn. Gelukkig zijn er ook onversneden internationalisten als Zaha Hadid en Frédéric Migaryou beide ook nog eens een voorkeur voor internationale ‘netwerkbureaus’) die de verhoudingen weer enigszins recht trekken.

Wat moet men met dit boek behalve bladeren en tellen? Ik weet het niet. Het boek van begin tot eind lezen lijkt me onmogelijk. Als bron voor nadere studie is het ook niet ideaal. Zoals zo vaak zegt het overzicht meer over de kiezers, dan over de gekozenen. Wie wil weten welke boeken, films, muziek en desnoods architecten de 10 critici het meest waarderen en waarom heeft in 10x10_2 een uitstekende bron. Over de geselecteerde bureaus is te weinig informatie opgenomen voor meer dan een vluchtige kennismaking. De projecten zijn soms meer dan de moeite waard, maar ook daarvan is te weinig informatie om te plannen ook werkelijk te doorgronden. Dat wordt dus zoeken naar andere publicaties.

Kopen dit boek? Mwa, More blijkt in dit geval toch echt Less.

Alleen voor koffietafelcollectioneurs.