‘Waarom ik dan eigenlijk naar Sri Lanka ben gegaan? Die vraag is me vaak voorgelegd. En diezelfde vraag stel ik mezelf ook telkens weer, als ik met een van mijn resortprojecten bezig ben.’ Robert Verrijt doet verslag van zijn ervaringen als architect in Sri Lanka.
Waarom zou een toerist een uiterst vermoeiende 12-urige reis in het vliegtuig willen maken om een paar dagen in een totaal onbekende vervreemdende situatie te vertoeven, waar het veel te heet en te plakkerig is en waarbij ook nog eens allerlei vervelende ziektes op de loer liggen?
Het antwoord is te vinden in de vakantiebrochures van de touroperators. Een westerse reiziger wordt aangetrokken door het exotische van de tropen. Hij wordt gegrepen door het oergevoel dat wordt opgeroepen door de beelden van een oneindig leeg wit strand of maagdelijke oerbos. Een omgeving die onaangetast is door vervuiling en dagelijkse ergernissen als moderne gebouwen en lange files. Daarbij roepen de tropen nostalgische gevoelens op over het primitieve en de zogenaamde 'homme sauvage'.
Onze Sri Lankeese opdrachtgevers hebben vaak eveneens een opvallend nostalgische houding ten opzichte van hun omgeving. Ze kunnen zich nog goed herinneren hoe het in hun jeugd was; een door Martin Wickremasinghes beschreven paradijs vol avonturen en rijkdom door eenvoud. Hier kon je je nog eindeloos bezighouden met simpel zelfgemaakt speelgoed. Van een jong kokosnootje en een paar rietjes maakte je met een paar handelingen een geweldige ratelaar.
De realiteit is echter dat het grootste deel van dit tropische eiland nauwelijks meer oorspronkelijk of onaangetast is. De zuidwestelijke hoek van het eiland is geheel ge(sub)urbaniseerd. In de driehoek Colombo, Kandy en Galle is het landschap volledig door de mens gemaakt, met uitzondering van het Sinharaja Rainforest. Het oorspronkelijke oerwoud is al twee eeuwen geleden door theeplantages vervangen. Inmiddels worden de romantische theeheuvels doorkruist door een soort lintbebouwing waar België nog van kan leren.
Zelfs in de meest afgelegen gebieden vind je overal verspreid kleine hutjes, gemaakt van stokken met een palmbladeren dak, maar vooral ook voorzien van zonnecellen, een koelkastje, de nieuwste telecommunicatie en internetverbindingen. Deze zelfvoorzienende woningen worden meestal zonder vergunningen gebouwd, al dan niet met toestemming van de grondbezitter.
De moderniteit is zover doorgedrongen tot de lokale bevolking dat zelfs de minst aan vernieuwing blootgestelde boerenbevolking massaal weekenduitstapjes maakt naar de oerbossen, om de laatste wilde stammen te bezoeken. Deze 'wilden' verdienen, naast het jagen in de bossen, een centje bij door hun rituelen tentoon te stellen aan de zogenaamde 'cultuurgeïnteresseerden'.
In Sri Lanka werk ik aan een aantal hotelprojecten met een lokaal architectenbureau. Het bureau wordt geleid door Channa Daswatte en Murad Ismail, ex-partners van Aga Kahn Award-winnaar Geoffrey Bawa. Aan het Koggala Meer, zuidkust van Sri Lanka, werden we gevraagd om een resort van 25 kamers te ontwerpen. Het enige wat vast stond was de plek en het aantal kamers. Een programma van eisen is vrij ongewoon in de ontwerppraktijk. Het concept van het ontwerp is al pratend met de opdrachtgever tot stand gekomen.
In de wereld van het toerisme valt illusie niet te vermijden. Het hotel heeft in essentie een heteroatopisch karakter. Het wordt gevoed door de sociale en culturele context waarin het zich bevindt, maar creëert tegelijkertijd een geheel eigen onafhankelijke wereld. Er is een concentratie van vreemdelingen die allen een andere achtergrond en andere gewoontes hebben. De regels die gelden in het alledaagse van de maatschappij, gelden niet voor de bezoekers van het hotel. De illusie zit hem daarin dat de bezoeker het idee krijgt dat hij zich in een unieke en authentieke cultuur bevindt, zoals die buiten de grenzen van het hotel bestaat, terwijl dat door zijn aanwezigheid in het hotel onmogelijk wordt gemaakt.
Het landschap in Koggale bevindt zich in een fijngevoelige, ecologische balans. Mangrove bossen omzomen het meer, waar een rijkdom aan vissen en vogels hun eigen paradijsje hebben. De omgeving is zo overdonderend krachtig door zijn schoonheid dat je het gebied het liefst met rust zou laten. Maar ook hier is niets 'oorspronkelijk'. Decennia geleden is het gebied gebruikt als landbouwgrond, en tot en met de tweede wereldoorlog heeft het gediend als militair gevangenis.
In deze context stellen we daarom een architectuur voor, die er niet voor terugdeinst om vervreemdend te zijn, maar tegelijkertijd zo min mogelijk zichtbaar wil zijn. In plaats van het artificieel recreëren van een nostalgische, primitieve wereld, introduceren we fragmenten van de moderne wereld; interpreteren en transformeren we gebruikelijke technieken, objecten, vormen en associaties, zodat ze oplossen in het landschap. Een architectuur die als een raamwerk de omgeving inkadert, waardoor een hedendaagse versie van de tropische wereld kan worden ervaren. Het blijft een illusie, maar het is een illusie van het 'niet zijn', van de verdwijning.
Het resort bestaat uit 25 luxe suites, met drie types die zijn aangepast aan de verschillende condities van de locaties. Het concept van de suites is afgeleid van een combinatie van 'het tropische wonen' op de veranda, en de lichte en mobiele sensibiliteit van nomadische kampen. Deze combinatie past binnen het concept van een lokale leefstijl, terwijl het landschap zo min mogelijk in haar ecologische balans wordt verstoord. De slaapkamers, die gewoonlijk de meest royale en belangrijke ruimtes zijn in een hotel, zijn daarom gereduceerd tot een minimale airconditioned slaapbox. Hierdoor wordt energiegebruik verminderd en het leven op de royale veranda gepromoot, terwijl toch een comfortabele, koele oase wordt aangeboden. Een bad in de openlucht voegt het gevoel toe dat de tropen in al haar volheid wordt beleefd. De suites zijn opgetild van de aarde door een stalen constructie, die langzaam wordt overwoekerd door het oerwoud.
In Sri Lanka wordt vaak smalend over het begrip 'ontwikkeling' gesproken. Vanuit de Westerse wereld wordt ontwikkelingshulp aangeboden, alsof 'ontwikkeling' een doel op zich is. Ondertussen lijkt het alsof de Srilankeesen die ontwikkeling het liefst aan zich voorbij zien gaan. Simpel gezegd, is het leven met een aantal bananen- en kokosnotenbomen in de tuin, maar zonder luxe of technologie, veel aangenamer. Iets waar ik als buitenstaander veel bewondering voor heb. Toch is sinds het staakt-het-vuren van twee jaar geleden en de tsunami van afgelopen Kerst de Sri Lankeese economie in een versnelling geraakt. Het is maar de vraag of dit het land op de lange duur ten goede komt. Het toerisme en de groeiende mobiliteit leggen een zwaar beslag op de natuurlijke en fysieke omgeving. Moet Sri Lanka een westers ontwikkelingsmodel volgen, of kan het in welvaart groeien zonder haar onmetelijke schoonheid te verliezen? Omdat verstandig overheidsingrijpen geen realiteit is, lijkt het voorlopig het beste om op kleine schaal slimme projecten te doen.