Rijksbouwmeester Mels Crouwel en Vlaams bouwmeester Marcel Smets openden afgelopen donderdag een reeks donderdag-namiddag-gesprekken en -lezingen in het NAi. Een aangenaam gesprek, dat wel, maar iets meer peper was welkom geweest.
Misschien lag het aan het prachtige nazomerweer, misschien aan de ongebruikelijke aanvangstijd (17.30, zodat we volgens reeksorganisator Olof van der Wal in de verloren uren tussen werk en maaltijd nog wat geestelijk voedsel kunnen opdoen), misschien was het gebrek aan interesse in beleidskwesties. Hoe dan ook, het was niet druk bij de aftrap van de reeks. Wellicht was het juist deze intieme sfeer die er voor zorgde dat het gesprek zich aangenaam voortbewoog. Gespreksleider Hans Ibelings hield de conversatie tussen twee heren aardig op gang, en bemoeide zich uitdrukkelijk niet met de inhoud. De beide bouwmeesters toonden daarbij opmerkelijk veel begrip voor elkaar – dat gaat wel goed komen met de bilaterale betrekkingen de komende jaren. Een voorzichtige poging van Marcel Smets om er nog een Nederland – België van te maken en de eigen kwaliteiten van Vlaanderen tegenover de Nederlandse uit te spelen, strandde. Als wedstrijd een nul-nulletje, maar desondanks viel er wel het een en ander op te steken.
Dit soort confrontaties is natuurlijk het leukst als er afgerekend kan worden. Wat dat betreft hadden de beide bouwmeesters het nog gemakkelijk. Ze zijn allebei net begonnen en kunnen op dit moment nog frank en vrij ambities en voornemens koesteren. Dat wordt wel anders als het gesprek over een jaar of drie nog eens wordt overgedaan. Iets van de frustratie die ongetwijfeld onderdeel van de functie is klonk al door in het antwoord van Mels Crouwel op de openingsvraag: Wat valt mee en wat valt tegen? Na bijna een jaar Rijksbouwmeesterschap valt de stroefheid van de dingen Crouwel vooral tegen. 'Als je het gevoel hebt dat alles rond is, begint het gewoon weer opnieuw. Bij mijn aantreden had ik optimistisch beloofd dat het Actieprogramma Ruimte en Cultuur in december rond zou zijn.. Maar er bleek bij mijn aantreden in oktober eigenlijk nog nauwelijks iets aan gedaan te zijn. Anders dan bij de voorgaande architectuurnota's is er besloten dat OC&W het programma zou coördineren. Op dit moment is daar echter niemand meer te vinden die iets van architectuur weet of er iets mee heeft. Ze zagen het bij OC&W als een technisch probleem. Inmiddels heeft VROM de coördinatie weer enigszins in handen, maar het blijft een kwestie van uitvoeren van bestaand beleid. Er is geen visie over de huidige positie van de architectuur in het overheidsbeleid en hoe het nu verder moet. Toen ik staatssecretaris Medy van der Laan naar visie vroeg antwoordde zij 'Het feit dat we weinig kritiek horen, betekent dat we het nog niet zo slecht doen.' Als Rijksbouwmeester kan ik daar op dit moment weinig aan veranderen. Er wordt wel 'een beetje' naar me geluisterd, maar het gaat nog te veel over processen en te weinig over inhoud. Wat wel weer positief is, is dat ik gevraagd en ongevraagd advies mag geven. Ik ga nu dus maar adviseren wat er in mijn ogen wel zou moeten gebeuren.'
Ook Marcel Smets was de moeizame communicatie tegen gevallen. Maar hij is pas drie maanden actief en heeft bovendien te maken met een functie die – nadat de eerste Vlaams bouwmeester Bob van Reeth de weg heeft vrijgemaakt – eigenlijk nog ontgonnen moet worden. Hij kan het in zijn woorden 'Nooit fout doen. Ik mag opbouwen, terwijl Mels Crouwel de last van 200 jaar Rijksbouwmeesterschap en een aantal uitstekende voorgangers meetorst en het dus in dat opzicht veel moeilijker heeft.' Ten aanzien van het Vlaams bouwmeesterschap en het architectuurbeleid wordt nog veel gekeken naar Nederland. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan een architectuurnota, wat op zichzelf pikant mag heten nu het Actieprogramma uitdrukkelijk geen architectuurnota mag heten. Verder is het volgens Smets hoogst noodzakelijk dat het ontwerponderwijs in Vlaanderen verbetert.
Op de vraag waarom de bouwmeesters ja hebben gezegd op het aanbod om (rijks)bouwmeester te worden antwoordden beiden vrijwel eensgezind dat ideële motieven een grote rol speelden. De sociaal culturele taak en de kans om iets voor de publieke zaak terug te kunnen doen, bleek doorslaggevend. Crouwel: 'Wij hebben als bureau zo veel mooi werk in de publieke sector kunnen doen, dan hoor je – als je gevraagd wordt – iets terug te doen.' Overigens wordt de Nederlandse Rijksbouwmeester gevraagd voor de functie, terwijl Marcel Smets heeft gesolliciteerd: 'Ik heb gesolliciteerd om te voorkomen dat een andere, in mijn ogen slechtere, Vlaams bouwmeester dreigde te worden aangenomen.' Mels Crouwel noemde ook een aantal andere motieven. 'Ik heb als architect altijd aan de ontwerperskant van de grote publieke projecten gestaan, nu zie ik ook eens hoe het vanaf de andere kant werkt. Ik hoop daarvan te leren. Ons bureau bestaat 25 jaar, het is ook weer eens wat nieuws.' Crouwel, die met zijn bureau aan een aantal overheidsprojecten werkte, heeft zijn verantwoordelijkheden wel moeten scheiden. 'De grote stations doet Jan (Benthem) en Jo Coenen is als rijksadviseur voor deze projecten aangesteld. Ikzelf ga me daar noch op mijn bureau, noch als rijksbouwmeester mee bemoeien. Zelf werk ik alleen nog maar aan opdrachten die geen relatie met de rijksoverheid hebben, zoals het Stedelijk Museum. ' De academicus Marcel Smets heeft het wat betreft scheiding van functies gemakkelijker.
De beide bouwmeesters lijken het goed met elkaar te kunnen vinden. Overleg gaat er aan komen. Beiden waren het eens dat 'grensoverschrijdende' zaken als snelwegen, spoorlijnen, rivieren en landschappen gezamenlijk zouden moeten worden aangepakt. Marcel Smets vond dat er ook aan gezamenlijke thematische onderwerpen kon worden gewerkt, bijvoorbeeld over de omgang met jonge monumenten of door te leren van elkaars 'dieptepunten.' Maar hij zei ook dat het gevaarlijk was om het al te veel met elkaar eens te zijn. 'Een gezonde oppositie kan geen kwaad. Ik hou wel van het idee om de eigen aard van de twee culturen juist aan te scherpen.' Even dreigde daar een opening naar een pittiger gesprek, maar daar stak de slotvraag een stokje voor. Wat is het meest benijdenswaardig aan de positie van de collega bouwmeester? Na Marcel Smets' antwoord: 'Dat in Nederland alles al geregeld is, wij moeten alles nog opstarten.', lag Mels Crouwels inkoppertje voor de hand: 'Dat in Nederland alles geregeld is, betekent dat het moeilijker is om die positie te consolideren, het is ingewikkelder om nog iets meer te doen. De vrijheid van Marcel is te benijden.'